104
"Wij komen dus tot een totaal van 32500 man Engelsche
troepen.
Maardie legermacht was niet in haar geheel
aanwezig tegenover Tell-el-kebir, waar de beslissende slag geleverd
werd en Arabi zijne troepen vereenigd had.
Daar stonden ondor de wapens van Arabi twee en twintig ba
taljons infanterie, ter sterkte van 20000 man, en 3 regimenten rui
terij met 6000 Bedouïnen, benevens 60 a 65 stukken geschutgeza
menlijk sterk 26000 man.
Welnu! die 26000 man werden totaal geslagen door eene ten gevolge
van talrijke detacheeringen, ziekte en verliezen geslonken Engelsche
troepenmacht vau 11000 bajonetten, 2000 ruiters en 60 veldstukken.
Uit vorenstaande cijfers, welke wij ontleenen aan de nummers 20
en 21, tweeden jaargang, van het Militair Blad, blijkt genoegzaam,
dat er van eene verpletterende massa Engelse hen nu laatstelijk
in Egypte hoegenaamd geen sprake is geweest.
Dat wijders speciaal de Engelsche soldateu eene slechte repu
tatie vau tucht te velde zouden verdienen, dewijl Wolseley iu
Egypte dreigend gesproken heeft, de anti-Engelschgezinde De
Lesseps zich over feitelijkheden beklaagd heeft en een zekere
kapitein (ter zee) F i t z r o v zich heusch als een wildeman te I s m a 1 a
moet hebben aangesteldja! wat daarvan te zeggen?
De kapitein Yan Vleuten, die de tucht in het Pruisische Leger
„voorbeeldig" noemt (blz. 254), leze eens, wat al niet de Franschen
over Pruisische indiscipline, roof, plundering en vrouwenmolest, na
het beëindigen van den oorlog 1870 1871, geschreven hebben.
Wij laten hierbij Ba zeil les nog wel geheel voor Beijersche
rekening.
Voorbeelden wekken en leeringen trekken, is ons in de jeugd geleerd.
Voorbeelden wekken echter tot onjuiste denkbeelden, zoodra men
ze haalt uitsluitend uit het loket, waarin er slechts van eene en de
zelfde soort zijn opgeborgen.
Op de keper beschouwd, doen vrij wel alle legers op hunne beurt
eene enkele maal aan wreedheid en kan er alleen van gezegd wor
den, dat de legers zich in den loop der tijden in den oorlog meer
of minder wreed gedragen hebben.