107
Al mag men ons in geenen deele rekenen tot de lofredenaars van
den afgetreden Legerbevelhebber, den generaal De Ne ve, zulks ver
hindert toch met, om ten sterkste de wijze af te keuren, waarop
de kapitein V a n V1 e u t e n de Dagorders, door dien Legercommandant,
bij zijn op- en aftreding uitgevaardigd, vermeent te mogen critiseereu.
Laten wij voortgaan onzen plicht te doen en naar eisch te beant
woorden aan onze roeping.
Dit zijn, Mijne Heerende geïncrimineerde woorden.
Het is verschrikkelijk!
Er was ten jare 1875 een zeker procent soldaten, dat niet zijn
phclit deeddat niet naar eisch aan zijne roeping beantwoordde;
en nu gaat het niet aan, om de geciteerde woorden van den generaal
welgevallig op te nemen
En vier jaren later begaat, zoo waar! de generaal al weder
zoo'n flater
Omdat er ook toen weder eenige slechte soldaten in het Leger
dienden, moet het hem euvel worden geduid, dat hij bij zijne aftre
ding heeft durven gewagen van plichtsbetrachting van u allen
Met zijn „words, only but words" slingert Van Vleuten
zijn anathema uit over zooveel logen en bedrog!
In onzen geest zien wij reeds den kapitein Van Vleuten aan
zijne compagnie een welverdiend compliment, over zindelijkheid b. v.,
onthouden, omdat één zijner 100 manschappen er wat malproper heeft
uitgezien.
„Quand dans un Etat il y a plus d'avantage a faire sa cour qu'a
„faire son devoir, tout est perdu", heeft Mo n tesq uieu eens gezegd.
Als variant daarop zouden wij willen zeggen, dat het Indische
Leger meer heil te verwachten heeft van zijne officieren, die nu en
dan van zich doen hooren, moet het. zelfs zijn, ter blootlegging van
billijke grieven, dan van de bloohartigen, die, al te mak en tam, op
alles wat van boven komt, ja en amen zeggen.
In beginsel staan wij dus aan de zijde van hen, die, als Van
Vleuten, voor den dag durven komen, doch het is tevens onze
innige overtuiging, dat de hier bedoelde richting, waarmede wij in
Wjj betwijfelen, of een Engelschman deze uitdrukking zou bezigen.