112 jaren heeft laten medeslepen, om het gehalte onzer administratieoffi cieren zeer ongunstig te qualificeeren. Het gaat immers, goed beschouwd, niet aan, om op cijfers, die over zulk een kort tijdsbestek loopen, een oordeel als dat van den Heer Van Vleuten te gronden; te minder, nu het niet moeilijk zoude vallen, om te dezen opzichte een factor in rekening te brengen, die tot zachter opinie zoude moeten stemmen. Kapitein Van Vleuten kent stellig wel het Fransche spreekwoord- que l'occasion fait le Is het dus niet voor een deel verklaarbaar, dat de statistiek, in het hier door ons bedoeld geval, gewoonlijk ongunstiger voor de admi nistratieofficieren zal luiden dan voor zoodanig korps officieren, dat weinig of geen administratie voert? Op de bladzijden 268 en 269 van het opstel worden eenige beschou wingen gewijd aan de Europeesche soldaten van vreemden oorsprong in ons Leger; beschouwingen alweder, die den toets van gezet on derzoek niet kunnen doorstaan. De kapitein Van Vleuten meent het dikwijls zeer goed, doch in zijnen ijver om onverbloemd de waarheid te zeggen, die, wij erken nen zulks, maar al te vaak wordt bewimpeld, wordt hij onwaar door overdrijving. Het is onwaar, dat bijna altijd het vreemdenelement in het I n- dische Leger verreweg de overhand heeft gehad op het nationale element. Kapitein Van V leut en's cijfers, hoeveel vreemdelingen in 1876 toevallig bij zijne compagnie en in 1882 bij het 2° depotbataljon aanwezig waren, bewijzen ten deze niets. Zijn wij goed ingelicht, dan had het Indische Leger de meeste vreemdelingen nu twee jaren geleden, en -wel 49,2 procent; een cijfer, dat, volgens blz. 32 van het jongste Koloniaal Verslag, op 1 Januari 1882 tot 47,4 gedaald was. De stelling van kapitein Van Vleuten moet dus juist omge keerd worden opgevat, dewijl niet het vreemden-, doch het nationale element bijna altijd de overhand heeft. Men gelieve op te merken, dat het misplaatste woord van verreweg

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1883 | | pagina 123