114
Recapitulatie van de Afrikaansche, Amboineesche en Inlandsche
militairen.
Gemiddelde
sterkte
over de
5 jaar.
Delicten van mili
tairen aard.
Gewone misdrijven.
1851t/m 1855
13302
36
64
1855 t/m 1860
15625
44
70
1860 t/m 1865
16112
59
110
1865 t/m 1870
15120
84
113
1870 t/m1875
16423
95
113
1875t/m 1880
19961
89
96
Wij houden het er intusschen voor, dat ook in vroegere jaren de
slechtsten uit de kampongs in dienst traden en dat zulks niet al9
een verschijnsel van den nieuweren tijd moet worden beschouwd.
Ook vroeger trok het civiel bestuur zich er bijster weinig van aan, of het
zedelijk gedrag der aspirant-militairen weinig of veel te wenschen overliet.
En, alhoewel ieder officier tegen zoodanige inactiviteit pruttelt en
het voorzeker niet kwaad is, wanneer de officieren deze onhebbelijk
heid van tijd tot tijd releveeren, verdriet het ons, hoegenaamd geen
hoop op beterschap te kunnen geven.
Het is zoo en het zal, zoo goed als zeker, nog vele jaren zoo
blijven. Om daarin verbetering te brengen, zal een tweede Daen-
dels als Gouverneur-Generaal moeten optreden.
Tot zoover gaat het Ie Deel van het lijvige opstel.
In het II6 Deel bespreekt de kapitein Van Vleuten de mid
delen, om te trachten do krijgstucht op te wekken en te onderhouden
en hoe, naar zijne meening, zulks doelmatiger zoude moeten geschieden.
In de eerste plaats wil hij de verantwoordelijkheid der chefs voor
de misslagen hunner ondergeschikten afschaffen.
Is, in het afgetrokkene beschouwd, voor zoodanig beginsel wel iets
te zeggen, in de practijk gaat het hoegenaamd niet op.
Dat domme, onrechtvaardige beginsel, om o. a. de handhaving der
tucht over te dragen op de kapiteins en luitenants (zie blz. 362),
JAREN.
V E R 0 0 R D E F, L IN G E X.