EENE BIJDRAGE TOT DE MILITAIRE RECHTSPLE
GING DER VOORGAANDE EEUW.
Toen ons dezer dagen zeer toevallig een oud werk over de Mili
tair e Regtspleging in handen kwam, vonden wij daarin zooveel we
tenswaardigs vermeld voor een ieder, die in zake het Militaire
Recht wenscht na te vorschen, dat wij vermeend hebben, een en
ander aan de Lezers van dit Tijdschrift te moeten mededeolen.
Bedoeld werk is de: Articular-Brief voor de Militie
der Yereenighde Nederlanden, ofte Ordonnantie op
de Discipline Militaire; naar des Schrijvers eigen verklaring,
zoo uitvoerlijck gededuceert, dat het voor eene algemeene crimineele
pratique dienen kan.
In het jaar 1716 uitgegeven met een perfect Register en
opgedragen aan den Aller - Doorlugtigsten, Groot-Magtigsten Yorst ende
Heer, Heer V illiam III, "V an Godts Genade, Koningh van Groot-Brit-
tannien, A rankrijck en Yrlandt, Prince van Oranjen en Nassau etc. etc.,
Beschermer des Geloofs, bevat het eene versameling militaire wetten, zooals
deze ten jar e 1590 en vigueur waren, doch 115 jaar later zijn geamplieert.
Om echter niet te veel plaatsruimte voor ons opstel te vragen,
zullen vij de wet van 1590 laten rusten en ons slechts bezighouden
met die van 1705.
Ten einde het overzicht voor den Lezer te vergemakkelijken, zullen
wij ter linkerzijde de wetsartikelen weergeven en daarnaast enkele
der voornaamste toelichtingen vermelden, welke door den rechtsge
leerden Schrijver worden medegedeeld.
Artikel I. Toelichting.
Eerstelijck, degeene die den Na- Hot amende honorable geschied-
me des Heeren ijdelijcken voert, de door Godt en de Justitie op
sal voor de eerste reijse een hono- sijn bloote knien-om vergiffenisse
rable amende doen, ende drie da- te bidden.
1