niet doorgegaan, doch wie zal het ons zeggen, of wellicht onder de zeven krijgsraadleden er niet toevallig vier geavanceerd-libe ralen hadden kunnen zijn, die den reclamant „gegrond" zouden hebben verklaard! Men zal ons moeten toegeven, dat, wanneer zulke ideeëu bij een korps officieren gaan wortel schieLen, een ouderwetsche strafoplegger er zeer consciëntieus in kan loopen. De officieren bohooren in de allereerste plaats zich te hoeden voor het maken van propaganda van liberalistische leerstellingen, welke schade zouden kunnen doen aan het autoriteitsgezag zoomede aan de tucht, zonder welke een leger niet kan bijeengehouden worden, niet kan bestaan. Velen onzer zijn het er over eens, dat de goede militaire geest van het Indische Leger in de laatste jaren er niet op verbeterd is. Daarom is het plicht voor ieder onzer, er naar te streven dien geest opnieuw aan te kweeken en te onderhouden, in stede van dezen, door revolutionnaire voordrachten of gesprekken aan de bekende ronde tafel, aan te randen en te verzwakken. Terwijl de oudere officieren hierin behooren voor te gaan, moeten zij te gelijker tijd niet iu gebreke blijven de jongeren kameraadschap pelijk zoogenaamd op de vingers te tikken, wanneer deze in hunne tegenwoordigheid zich anti-militair gedragen. Servilisme is ons een gruwel, doch aan de andere zijde behoort er tegen gewaakt te worden, dat de eerbied, die de jongere ten allen tijde aan den meerdere in rang verschuldigd is, geenszins worde uit het oog verloren. Een gepast gevoel van eigenwaarde kan daarmede zeer wel samengaan. Met kapitein Van Vleuten zijn wij het intusschen geheel eens, dat de bataljonschefs in Indië zich vaak te streng van hunne offi cieren afzonderen, alsof zij huiverig zijn, hun prestige en gezag te zullen verliezen. Een gevolg daarvan is, dat zij hunne officieren niet juist leeren kennen, omdat een gedwongen houding instinctmatig deze laatsten als het ware overvalt, zoodra zij zich tegenover hunnen chef bevin den. Zeer juist karakteriseert kapitein Van Vleuten het krijgs- tuchtelijk gevoel van zulk een korps officieren tegenover zulk eenen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1883 | | pagina 133