12.3 chef als iets griezeligs1 en men kan er zich van verzekerd houden, dat- bij zoodanig bataljon de leiding en vorming der kapiteins en luitenants van de zijde van den korpschef zal te wenschen overlaten. Door de gedwongen houding ontstaat er gaandeweg eene ongezonde verhouding, waardoor de dienstplichten niet met die „chaleur" worden waargenomen, als auders het geval zoude zijn. Een bataljonscommandant moet geen zijn voor zijne offi cieren, noch in dienst noch buiten dienst, maar een ouder kameraad, raadsman en leider, wien zij voornamelijk om het gezag, waarmede hij is bekleed, maar bovendien om zijn beschavenden omgang, meer deren leeftijd, grootere kennis, rijper ervaring waarlijk eerbiedigen en hoogachten. Iedere wensch van zulk een chef zal den officieren eene wet zijn, waaraan zij met liefde zullen gehoorzamen. Men zij er verzekerd van, dat bij zulk een bataljon de dienstplich ten met ouderlingen wedijver zullen volbracht worden, niet alleen door de officieren, maar ook door de minderen, op wie van lieverlede een goede militaire geest zich zal overplanten. Met zulk een bataljon zal de chef tegenover den vijand wonderen kunnen doen! Beschouwen wij daarnaast den chef, wiens stem slechts gehoord wordt, om te vermanen en te berispenwiens gezicht nooit uit den eenmaal aangenomen dienstplooi komt, van wiens lippen in het bijzijn van minderen nooit een joviaal woord vloeit en die, uit vrees van te familiaar te zijn, zich zeiven er nimmer op betrapt, den infeiieui met „je" toe te spreken. Het zou dien chef, uit kracht der gewoonte, totaal onmogelijk zijn^ in presentie zijner officieren eene enkele maal te lachen, hoe koddig bij toeval een zaak ook zou kunnen zijn. Koddigheid kent hij niet, vooral niet in dienstin welken toestand hij zich steeds geplaatst acht, zoodra de mindere hem zien of hooren kan. Omgekeerd ziet de mindere dien chef niet anders dan in dienst, zelfs bij visites; diens opgetrokken wenkbrauwen, half rollende oogen, militairen pas, afgemeten buiging of afgepasteu handdruk, in één woord diens roldeurdie hem nooit verlaat, zeggen genoeg. Het zijn deze chefs, die, naar hun meening altijd even net willende

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1883 | | pagina 134