128
tegenover Tunis, hadden reeds die grenzen bereikt, waarvan de
overschrijding een bepaald gevaar oplevert voor eigen nationale eer,
voor de handhaving van het gezag in reeds vroeger onderworpen
gewesten, voor het zelfbehoud dus.
De van wege liet Ministerie van Koloniën uitgegevenNota
over de betrekkingen tusschen Nederland en Afjeh van 1824 tot
1873" is een ellenlange akte van beschuldiging, welke te gelijker
tijd het bewijs bevat, dat alle middelen, om langs vredelievenden
weg tot een oplossing te geraken, waren uitgeput. De inhoud van
dit staatsstuk is aan onze Lezers bekend Zeeroof, strandroof, men-
schenroof en oorlogszuchtige excursies, door Atjehers, met of zon
der voorkennis van hun vorst, naar onze Onderhoorigheden onderno
men, zijn daarbij schering en inslag.
Het zondenregister der Tunesiërs is vervat in het werk: „Les
affaires de Tim és iediscours de M. Jules Ferrypublies avec pref ace
et notes a Vappui par M. Alfred Rambaudwaaruit o. a. blijkt,
dat van 1870 tot '80 niet minder dan 2379 vergrijpen van Tune
siërs tegenover de Alge rijnse lie onderdanen der F rans che Re
publiek hebben plaats gehad.
Rekende Nederland onder de bestaande grieven het gebeurde
met de schoeners Dolphijn, Sassah en Jojianna; Frankrijk had
zich te beklagen over het afloopen van het stoomschip de Auvergne.
Op beide .toestanden was van toepassing wat Hugo de Groot
reeds 250 jaren geleden schreef„on doit attaquer une nationqui a
négligé de punir les mauvaises actions de ceuxqui dependent Telle
„cm de restituer ce qui avail été pris injustement"
Èn Atjeh, èn Tunis waren staten, waar de souvereine macht
van den vorst aanzienlijk geleden had. Het gezag van den sultan
van Atjeh greep al niet veel verder dan in de landen, welke onmid
dellijk aan zijn zetel grensden; terwijl de Bey van Tunis hoege
naamd geen macht had over de meeste stammen, welke eenigszins
van de hoofdstad verwijderd waren. In die onmacht lag de reden,
Deze Nota komt o. a. voor op de bladz. 5 t/m 40 van Officieels bescheiden
betreffende hel ontstaan van den oorlog tegen Atjeh in 1873", van Regeeringswege
uitgegeven ter Algemcene Landsdrukkerij te 's Gravenhage in 1881.