2 gen in de gevanckenisse te water ën te broodt gesteldt worden, ende voor de tweede reijse sijn Tonge met een gloejend Yser doorsteken ende diegeene die blasphemeren ofte de spot drijven met Godt ofte sijn heijligh Woord, sullen aan den lijve of leven gestraft worden. Art. II. In gelijcke poenen, soo als de geene, die den name des Heeren ijdelijcken gebruijcktsullen mede vervallen voor de eerste ende twee de reijse, de geene, die ijets sullen doen ofte seggen tot spijt of spot van het Woordts Godts ofte de kerckendienaers. Art. III. Alle moetwillige dootslagen vrouwekrachten, overspel, brandt- stichtinge, dieverijen, straetschen- derije, force, geweldt, valsheijdt en andere gelijcke boose daden en de openbare delicten of onna- tuijrlijcke misbruijeken, sullen aen lijf ofte leven gestraft wordenna exigentie. van saken. De wet van 1590 was nog een weinig strenger, daar bij de tweede reijse, de vloeker, nadat hem de tong met een gloeiend ijzer was doorstoken, tot op sijn hembde gedevaliseert moest wor den om daarna de verbanning uit de Yereenighde Provinciën te gen hem uit te spreken. Het devaliseeren bestond in het zoover uitkleeden van den man, dat hem alleen gelaten werdivaer- mede hij sijne schaemte en bloot- heijt kon bedeeken. Op dit artikel alléén volgt eene toelichting groot 53 bladzijden. Als verzachtende omstandigheid van doodslag, b. v., wordt het geval aangenomen, dat een eghte Man ex juste dolore gedoodt heeft den geenen, die sijne Huijsvrouw dickwils gedebaucheert heeft ende met de selve veele amoureuse brieven gewisselt hadde ende naer veele waerscliouwingen niet alleen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1883 | | pagina 13