130 - Wij zullen ten slotte nog een citaat doen uit het werk„Das moderne Kriegsrecht der civilisirten Staaten" van Dr. J. C. Bluntschli, een schrijver, die gerekend mag worden te behooren onder de meest geavan- ceerden dezer eenw. Hij zegt: „Meines Erachtens ist das Recht einea Volkes, sich die statliche Gestalt zu geben, deren es bedarf, um seine natürliche Anlage zu entwickeln, seine Bestimmung zu erfüllen, fiir seine Sicherheit zu sorgen und seine Ehre zu wahren, und daher sein Recht dafiir nöthigenfalls zu den Waffen zu grcifen." Behalve de bestaande grieven had Frankrijk reden om aan te nemen, dat Italië niet afkeerig was zijn reeds aanwezigen invloed en betrekkingen op Tunis te vermeerderen ter verkrijging van de hege monie in dat rijk, tot dus ver slechts door Frankrijk uitgeoefend. In Nederland meende men, terecht of niet, dat het sluiten van een tractaat tusschen A tj e h en een andere grootmacht werd voorbereid, waardoor Nederland zou moeten terugtreden tot de moeilijke positie, waarin het ten gevolge van het tractaat van 1824 gestaan had, en waaruit het nog zoo kort geleden door nadere overeenkomsten met Engeland bevrijd was. Frankrijk en Nederland vonden in een en ander een reden te meer, om den oorlog, welke reeds door andere motieven nood zakelijk was geworden, te entameeren. Over die noodzakelijkheid bestaat thans geen verschil van meening meer. Maar kort na den aanvang van den krijg wel. Tot groote verwondering van velen gingen er zoowel in Frankrijk als in Nederland stemmen op, om de urgentie van den oorlog te betwisten. Doch dit zonderling verschijnsel moet gedeeltelijk daaraan worden toegeschreven, dat in beide landen de ondernomen krijgstocht weinig populair was. Dit blijkt ook later bij het voeren van critiek en bij de aanvallen ter zake in do volksvertegenwoordiging, en niet het minst uit het afkeurend oordeel, zoo vaak ten onrechte over de krijgsverrichtingen uitgesproken. Ook iu Frankrijk was er sprake van het instellen van een en quête naar het krijgsbeleid, doch de toenmalige minister-president Jules Ferry kwam tegen dit plan met alle kracht op. In zijn rede van 9 November 1881 in La chcimbre 'des Députés zeide hij daaromtrent

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1883 | | pagina 141