159 volk te Lande, art. 32G van het Wetboslc van Strafrecht voor Euro peanen en art. 50 van 's Hof Provisioneele Instructie; Rechtdoende In naam en van wege den Koning Ontvangt het appèl; Verbetert het vonnis, waarvan appèl Verklaart den beklaagde, thans appèllant, schuldig aan Oplichting.'" Veroordeelt hem deswege tot de straf van gevangenisvoor den tijd van twee jarenen tot vier en twintig clagen detentie ter vervanging eener geldboete van honderd tachtig gulden Bekrachtigt overigens 's Krijgsraad vonnis voormeld Veroordeelt den beklaagde nog in de kosten dezer appèllatoire instantie. Aldus gedaan en gesententieerd op heden Vrijdag den 19en Januari 1800 drie en tachtig, enz. Medegedeeld door M. Artikel 326 bepaalt o. a. Met gevangenisstraf van drie maanden tot vijf jaren, geldboete van drie honderd tot vijf duizend gulden en ontzetting van de rechten en bevoegdheden, vermeld in artikel 20, wordt gestraft hij, die zich, met het oogmerk om iemand voor het geheel of voor een gedeelte zijner bezittingen op te lichten, geld, geldswaarde hebbende papieren of andere zaken, verbintenissen of kwijtingen doet afgeven, hetzij door gebruik te ma ken van valsche of verdichte namen of hoedanigheden, hetzij door valsehelijk te doen gelooven aan het bestaan van ondernemingen of van eenigen invloed, eenig vermogen of krediet, hetzij door op te wekken de hoop op of de vrees voor eenigen uitslag van zaken, eenig toeval of andere hersenschimmige gebeurtenis, hetzij door het bezigen van eenige andere bedriegelijke middelen hoegenaamd.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1883 | | pagina 170