174 thans. Bij de compagnieën zal dan slechts ééne taille van kleedingstukken noodig zijn. Behalve dit voordeel zullen bij eene compagnie, die uit manschappen van nagenoeg dezelfde grootte bestaat, de oefeningen over het algemeen meer gelijkmatig kunnen geschieden. Liggen in een en hetzelfde commandement twee of meer Europeesche compagnieën, dan kan dit beginsel mede worden toegepast door b. v. de groote soldaten bij het 9e, de kleinere bij het 10e en de kleinsten bij het het lle bataljon in te deelen, zoodra zij het depotbataljon, als geoefend, kunnen verlaten en gezondheidsomstandigheden zich niet tegen de be doelde indeeling naar de grootte verzetten. (1) Marcheerende vuren. Het instinct van ieder soldaat zegt hemzich niet te laten dooden zonder zich te verweren. Zoodra de kogels hem langs de ooren fluiten en kameraden vóór en naast hem vallen, schiet hij, al ware het slechts alleen om zijne emotie te bedwingen. Schiet de soldaat in die oogenblikken niet, dan gaat hij ter zijner redding vooruit of achteruit. Het vuren in die oogen blikken is dan, zooals de later bij Metz gesneuvelde kolonel Ardent du Picq zulks eenmaal heeft gezegd, een veiligheidsklep voor de emotie. Leer daarom, zoo schrijft de luitenant-generaal Brialmont in zijn Tactique de combat des trois armeseen soldaat vuren, ook op de wijze als jagers op wild plegen te schieten, dat wil zeggen marcheerende en slechts een paar seconden stil houdende, om het geweer vlug in den aanslag te brengen en den trekker over te halen. Deze wijze van oefening zal te velde te gemoet komen aan het be zwaar, om tirailleurliniën bij sprongen te doen vooruitgaan. Een linie tirailleurs, die veel verliezen lijdt en in de nabijheid van den vijand op den grond ligt, is dikwijls niet zonder veel moeite vooruit te brengen. Om die reden dan ook verbiedt de generaal Brialmont (ook in de nieuwe tirailleurschool van het Nederlandsche Leger is die bepaling op genomen), om een troep, die op het punt staat tot den stormaanval over te gaan, anders dan in staande houding te laten vuren. 16 Juni '83. (1) Zie daaromtrent „Het Hedendaagsche Gevecht" van W. Rooseboomle deel, bladzijden 145 t/ra 149.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1883 | | pagina 185