Art. XI. Gelijck mede gestraft sal worden de geene, die eenige zoodanige woorden, in het bijwesen van par ticuliere soldaten, uijt hen selven of van anderen sal verhalen, of ijet- wes aenreghten daer door eenige muijterije, ofte beroerte eenighsints soude kunnen ontstaen. Art. XII. Niemant en sal, het zij uijt be- sette of belegerde Plaetsen, ofte andersints eenige spraecken of ge meenschap hebben met den vijandt, nochte aan hem boodtschappen, nochte Brieven senden, of van hem ontfangen, nochte aan ijemandt van sijne Bondtgenoten, het zij heijmelijck of openbaer, sonder voorgaende consent van sijnen Gou verneur of Capiteijn, of henluijden het selve terstont daer na te kennen gegeven te hebben, ten zij daer toe geauthoriseert zij, of oock den "Vijandt toevallen ofte eenige hulpe doen, alles op levensstraffe, con form de Rechten en Placaten van den Lande. Art. XIII. Niemant en sal mede spreecken, of gemeenschap houden met eenige Trompetter ofte Tromslager van de Vijanden ofte andere die in boodtschap is gesonden, dan die geeue die daer toe verordonneert is, op lijf- of levensstraffe, na exi- gentie van saken. Omtrent het boodschappen vinden wij toegelicht, dat het dus ook niet vergund was, brieven aan Honden, Katten of Duijven te binden. [Duivenpost alzoo?] Ook was bepaald, dat een deser teur aenstonds bij den commandee renden officier moest gebracht wor den, opdat niet hij alle sekreten uijt cle gemeene man gehoort heb bende, tot de sijne icederlcere.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1883 | | pagina 18