- 181 gehad. Zoodanige verwijdering, na volbrachte gevangenisstraf, achten wij dan ook noodig, wanneer iemand zich heeft schuldig gemaakt aan een ernstig vergrijp tegen de subordinatie en wel, in de eerste plaats, in het belang der militaire tucht en ondergeschiktheid." Tot zooverre Homo, wiens zeer belangrijke beschouwingen over mili taire aangelegenheden, nu 10 a 12 jaren geleden gepubliceerd, velen onzer nog verseh in het geheugen liggen. Jammer dat ze slechts in dagbla den zijn opgenomen de meeste zijner artikelen verdienen ook thans nog ten volle de aandacht van hen, die, als hij, met liefde voor ons Leger zijn bezield. "VYat de zaak zelve betreft het al dan niet verleenen van gratie deelen wij, niettegenstaande die treffende voorbeelden, het gevoelen, door Mars op bladz. 522 en 523 van dezen jaargang geuit, n. 1. dat, nu de tegenwoordige toestand der maatschappij, hoofdzakelijk die der militaire, der Regeering nog niet rijp genoeg is voorgekomen, om tot de afschaffing van de doodstraf over te gaan, men die straf door het recht van gratie niet illusoir moet maken, doch ze moet toepassen zoo vaak als zware cn ernstige vergrijpen tegen de militaire tucht en discipline plaats vinden. Eveneens onderschrijven wij gaarne wat in den jaargang 1882, aflev. 9, bladz. 291 en 292 werd gezegd: „Humane behandeling, ook van den slechten soldaat, juich ik toe. „Maar zij, die steeds spreken over humaniteit, mogen wel meer dan tot dusverre bedenken, dat humane behandeling van den misdadiger niet zelden gelijkstaat met het uit 't oog verliezen van de eischen der humaniteit ten opzichte van den gegradueerden militair, die verplicht is, met sujetten om te gaan, die niet terugdeinzen voor handelingen, welke door de wet met de zwaarste straf worden bedreigd." En verder, dat moge worden bedacht, „dat de geschiedenis van alle eeuwen heeft geleerd, hoe noodzakelijk het is, dat het Gezag hen kracht dadig steunt, die zij het dan ook dikwijls in nederige betrekking geroepen zijn, met de wapenen dat Gezag te schragen; niet zelden ten koste van hun leven of van hunne gezondheid." X. Iets over de traktementen van onze tweede luitenants. In de laatste maanden is in de dagbladen meermalen ter sprake gebracht, dat de traktementen van de subalterne officieren vooral van de luitenants te klein zijn. Men heeft aangetoond, dat de luitenant, indien hij gehuwd en met kinderen gezegend is, eigenlijk niet rond kan komen; om niet te zeggen: fatsoenlijk armoede lijdt.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1883 | | pagina 192