196 geknipt en daardoor de redactie van den yolzin in quaestie nog leelijker gemaakt. Bij 15, letter m, ware het goed geweest, te zeggen wat men onder „rizophoren" verstaat. Eene omschrijving van dat woord is meer noodig dan die van p aggers 3), omdat ieder soldaat in Indië weet wat een pagger is en bijna niemand zoude weten te zeggen, dat rizophoren wortelboomen zijn van de soort, als nader is omschreven op blz. 35 en 36 der Terreinleer. Minder eigenaardig wordt eerst in diezelfde paragraaf 15, letter l, verklaard, wat „galangans" zijn, welk Maleisch woord, zonder nadere verklaringreeds in eene vorige paragraaf 3) ver meld is. De omschrijving van dijkjes of galangans" ware derhalve beter in 3 op hare plaats geweest. Bij 16, letter wordt voorgeschreven, dat men bij statistische verkenningen o. a. heeft te rapporteeren omtrent de plaatselijke in deeling dergemeente (letterlijk overgenomen van 14 van het Ne der lands che velddienstreglement); omtrent den veestapel o. a. hoeveel schapen er zijn; een voedingsartikel, dat in den Indischen archipel gerustelijk buiten beschouwing kan blijven. Bij letter c van diezelfde paragraaf vindt men aangeteekend, dat men bij het maken van een verkenningsrapport niet uit het oog verliezen zal o. avan kerktorens melding te ma ken. Hoeveel kerktorens zouden er in geheel Neder landsch- Indië waar te nemen zijn? In 17, over het „oriënteeren" handelende, is wijselijk niet van het Nederlands che reglement overgenomen de zeer geleerde verhandeling over de maanphasen; daarentegen wel de aanbeveling om aan Inlanders,pardonaan landbewonersbij mist of donker weer te vragen, waar ergens de zon opkomt en ondergaat. De tweede alinea van 18, waarbij aanbevolen wordt de voornaamste „terreinvoorwerpen., die men voorbijkomtaan te teekenen met aan-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1883 | | pagina 207