204 Bij het Neder landsclie Leger voert men aan reserve-munitie mede: in de compagnieskar, 10 patronen per man en in den patrooncaisson van het bataljon 12800 patronen, die, over de 4 compagnieën ver deeld, op 15 patronen per man te staan komen. De totale reserve-munitie per man in den gevechtstrein is dus in Nederland slechts 25 patronen. Hierbij mag niet onvermeld worden gelaten, dat de soldaat bij het Nederlandsche Leger, in oorlogstijd, zelf 80 patronen mee draagt, nl. 40 in den ransel en 40 in den patroonzak. Tevens behoort in deze niet voorbijgezien te worden, dat muni tieaanvulling bij troepen van het Nederlandsche Leger eventueel met veel meer gemak zal kunnen plaats hebben dan in Indië, waar niet zooveel spoor- en andere goede communicatie wegen het land doorsnijden, zoodat, wel beschouwd, de Indische eisch, om 40 reserve-patronen per soldaat mede te voeren, volstrekt niet over dadig heeten kan. Men vergete niet, dat de drie voornaamste dingen voor een soldaat te velde zijn: a. patronen; b. een gevulde veldflesch en c. bekwame voeten, om te marcheeren. Laat geen dezer drie hem in den steek, dan is de nood vooralsnog niet aan den man. Bij 70, punt 3, doet eene minder-goede redactie gelooven, dat bij den trein zoo min mogelijk van lastige draagpaarden moet gebruik worden gemaakt, met uitzondering van bij den staart der treincolonne, waar men bij voorkeur lastige viervoeters zou dienen in te deelen- Men oordeele slechts „Yan draagpaarden, welke lastig zijn bij het opladen of in de na bijheid van andere paarden, wordt zoo min mogelijk gebruik gemaakt. ,Zij worden echter steeds aan den staart der colonne ingedeeld." Bij het doen van nachtmarschen wordt in 75 aanbevolen, om aan den staart van ieder bataljon één man van een obor te voorzien. Het is ons slechts éénmaal in ons leven voorgekomen, een niet- geheimen nachtmarsch mede te maken. De colonne, sterk 3 compa-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1883 | | pagina 215