213
Waarom tegenover Inlanders, des nachts of bij duister en mistig
weer, een woord noodig is, als middel tot onderlinge herkenning,
verklaren wij niet te vatten.
Bij punt 3 van 175 is voorgeschreven, dat de manschappen van
de doorzoekingspatrouilles eerst dan het geweer moeten laden, wan
neer het niet te voorzien is, dat zij
van het schot zullen gebruik moeten maken.
Natuurlijk bedoelt men hier juist het omgekeerde, om n. 1. te
laden, als loei te voorzien is, dat zij zullen moeten schieten.
Zoo staat het ook te lezen in punt 3 van 157 van het Neder
land s c h e velddienstreglement. Eene andere vraag is het, of patrouil
les te velde niet altijd met „geladen" geweer behooren te marcheeren,
in plaats dat zij, zooals nu vrij mal hot Indische reglement zegt,
eene patroon bij cle hand hebben. Waar moet diepatroon zijn In
den patroonzak bij de overige, tusschen den gordel, of feitelijk
in de hand? Men moet heusch aannemen, dat do Commissie het
laatste bedoeld heeft, omdat het eerste (in den patroonzak) niet be
hoeft voorgeschreven te worden en b. v. het tweede (tusschen den
gordel) ondoelmatig is, dewijl dan zoo licht de patroon verloren
wordt. Het lij de hand zal dus moeten beteekenen in de hand
hoe ondoelmatig ons diergelijke bepaling ook voorkomt. Wij zouden
voorgeschreven willen zien, dat met gebruikmaking van den pal aan
het geweer, de patrouille immer met geladen geweer marcheert.
Ook in 183 heeft men niet correct weten na te schrijven. Wan
neer men die paragraaf met demère-bepaling van het N e-
d er lands che velddienstreglement (eerste alinea van 165) vergelijkt,
zijn bij het kopieeren bij abuis de woorden: „moet ontruimen of het
gevecht" uitgevallen.
Zooals nu de Indische bepaling luidt, ontwijkt de troep, in stede
van het gevechtzijne stellingterwijl van eene stelling beter gezegd
kan worden niet dat deze te ontwijken, doch dat zij te ontruimen is.
In 213 worden eenige punten opgenoemd, welke in eene in
structie voor den veldwachtcommandant niet onbesproken mogen
gelaten worden.