218
kenteekenen aan van -een op handen zijnden opstand van de Iulandsche
bevolking.
Deze gedeelten van het Yelddienstreglement zijn specifiek-I n disch.
Zoodra evenwel de Inlandsche bevolking als het ware losgelaten
wordt, om zich reglementarisch opnieuw in Europeesche oor
logstoestanden te gaan vermeien, komen andermaal de Indische
onmogelijkheden voor den dag.
Men oordeele slechts.
246. „In eenen oorlog tegen eene geregelde macht wordt de
„nabijheid van den vijand in het algemeen merkbaar door een min-
„der druk verkeer of door onrust van de bewoners der streek."
221 van het Nederlandsche velddienstreglement is de bron,
waaraan men zich ten deze is gaan laven.
Die paragraaf zegt
„De nabijheid van den vijand wordt in het algemeen merkbaar
„door een minder druk verkeer van de bewoners der streek."
Welke nu is de bedoeling van de woorden, voorkomende in de
Indische paragraaf: geregelde macht"-, toch niet dievanPakoe-
Alam, van Mangkoe Negoro of van Serawak?
Blijkbaar duidt de zin, die voorafgaat en daarop volgt aan, dat men
hier te denken heeft aan de oorlogvoerende partij van een buiten-
landschen Staat. Maarook dan
gaan de geboekstaafde kenteekenen van minder druk verkeer en yan
onrust bij de bewoners van de streek niet op, dewijl in zoodanig geval
de in de J a v a-z e e of nabij de ~W ij n k o o p s b a a i ten anker
gekomen vijand binnen den kortst mogelijken tijd den oorlog feite
lijk beginnen zal.
In 249- wordt het medenemen van gidsen besproken.
In de vijfde alinea behoort het vage woord „stand" beter omschreven
te worden, b. v. door „maatschappelijken stand, geboorte of af komst."
Met betrekking tot de in de onmiddellijk daaropvolgende para
graaf genoemde „witbonde" paarden, dienen de aan het einde van
het Reglement medegedeelde errata aangevuld te worden.
Bij de derde alinea van 269 wordt den patrouillecommandant