219
een plicht opgelegd (overgenomen van 245 van het Ne der-
land sche voorschrift), die op de aangegeven wijze niet wel te
volbrengen is. „Stuit", namelijk, „de middelste patrouille op eeue
„belangrijke hindernis, dan zoekt zij eenen overgang verder zijwaarts,
„terwijl één man het gros van het detachement tegemoetgaat, om
„dit den kortsten weg naar het overgangspunt te wijzen."
Terwijl dus een overgang gezocht wordt, moet al dadelijk een man
naar het gros terug, om het overgangspunt te wijzen.
Dit is niet mogelijk.
Hoogstens kan die man aan den commandant van het gros, den
hoofdtroep of de reserve gaan verhalen, dat de voortroep aan eene
terreinafscheiding, stel eeue rivier, gekomen en bezig is naar een
overgangspunt te zoeken.
In 272 wordt omschreven, hoe eene openlijke verkenning verricht
wordt.
Men mist in die paragraaf [ook het Ne der 1 an ds che velddienst
reglement zwijgt er van] wat daarvan in de meeste tactische leerboeken
gezegd wordt, n. 1., dat het doen van eene openlijke verkenning meestal
alleen dan nut sticht, wanneer het verkenningsdetachement op den
voet gevolgd wordt door andere troepen, die de verkenning, bij kans
van succes, in een formeelen aanval doen overgaan.
Yan eene openlijke verkenning moet dadelijk worden gebruik
gemaakt, wil men zich vrijwaren voor teleurstelling, van b. v. in den
daaropvolgenden dag geheel andere zaken te aanschouwen, als door
den commandant van het verkenningsdetachement den vorigen dag zijn
gerapporteerd.
Waar op den dag van de verkenning ongeveer 1000 vijanden zaten,
zijn 24 uur later, er wellicht 5000 aanwezig.
Jede gewaltsame Rekognoscirung scheint ein Pehler zu sein, wenn
sie nach erfiilltem Auftrag wieder freiwillig dahin abziehen musz,
wo sie hergekommen ist. Denn was der Rekognoscirende heut er-
kannt hat, wird morgen sich in der Regel geandert haben und ware
auch wahrscheinlich durch geschickt geführte Patrouillen von Kaval-
lerie eben so gut erkannt worden.
Zoo oordeelt Von Arnim in zijne „Taktik der Situation".