224 schildwachten of' kozakkenposten, dan wel van koks en lantaarnop stekers, des nachts nimmer geopend worde voor en aleer de wacht onder de wapenen is gekomen 2°. dat de in batterij staande stukken des nachts steeds met kartetsen geladen zijn en bij voorkeur artilleristen de wacht in de bastions zullen houden 3°. dat bij het aanbreken van den dag, alvorens de poort te openen, eene veldontdekking uitga rondom de versterking, en het overige deel van de wacht in dien tusschentijd onder de wapenen kome; 4°. dat de verkenningspatrouilles nimmer op vaste dagen en uren worden uitgezonden en bij voorkeur op marsch gaan korten tijd vóór het aanbreken van den dag, opdat de afmarsch uit de benting niet door den vijand opgemerkt zoude worden, enz. Wat onvervalschte Indische velddienstleer is, die er niet uitziet als getransponeerd van Europeesche velddienstvoorschriften, is bij voorbeeld punt 6 van 175: „Naderen de patrouilles kampongs, dan bezetten zij den rand, „onderzoeken of de kampong bewoond is en vrouwen of kinderen „aanwezig zijn. Is de bevolking goed gezind, dan zal (zullen) meestal het „hoofd en eenige bewoners de colonne tegemoet komen en inlich tingen geven. Zijn geen vrouwen of kinderen in de kampong op gemerkt, dan moet met omzichtigheid worden gehandeld." Enz., enz. Nog eens, dit is Indische velddienst, waarbij geen burge meester eenvoudig in een kapala kampong is getransponeerd, doch terdege is gelet op het verschil van de wijzen, om in Europa een dorp en in Indië een kampong te verkennen. Zoo gaarne zouden wij dezelfde getuigenis willen geven van alle overige paragrafen van het nieuwe boek, doch uit al het voorgaande is reeds genoegzaam gebleken, dat daartoe geen redenen bestaan. Bij het verkennen van kampongs moet in het bijzonder acht ge geven worden op de missigit en andere bedehuizen, als die er zijn, omdat deze geheiligde plaatsen, wanneer de bewoners van een kampong inderhaast gevlucht zijn, vaak munitiemagazijnen zijn of tot toevluchtsoord van oude menschen dienen, die te zwak waren, om mede te vluchten. Bij het hoofdstuk „Marschen" had een enkele wenk niet achter-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1883 | | pagina 235