232 stukken, voor de militaire operatiën in B o s n i en de He r ce go vin a te bestemmen. En toen dit leger op tegenstand stuitte en een reeks van gevechten te leveren had, vermeerderde de O o s t e n r ij k s c h e regeering de expeditionnaire macht tot 155000 man, 18000 paarden en 292 stukken. Met dit leger werden de beide T u r k s c h e provinciën in drie maan den veroverd. Nu is de oppervlakte van Bosnië en de Hercegovina onge veer achtmaal grooter dan die van Atjeh. Indien alle andere omstandigheden worden gelijkgesteld, zou naar dien maatstaf door deOostenrijksche regcering voor de verovering van Atjeh een macht van 19000 man noodig geoordeeld zijn. Nemen wij nu de sterkte van de bevolking tot maatstaf, dan vinden wij dat Bosnië en de He r cegovina viermaal zooveel zielen tellen als Atjeh; doch de Christenen in die provinciën bleven vrij wel passief, zoodat men gerustelijk kan aannemen, dat een vierde der bevolking buiten rekening gelaten mag worden. Alzoo krijgen we dat de bevolking van Bosnië en de Hercegovina driemaal sterker was dan die van Atjeh. We zouden, zoo redeneerende, tot een leger van 50000 man voor Atjeh komen. Dergelijke vergelijkingen zijn niet altijd zuiver, we erkennen dit; doch we ku nnen er toch eenigszins uit zien, dat de sterkte van de expeditionnaire macht in Atjeh gering is, in vergelijking met onder nemingen van gelijksoortigen aard. Wij waren er aangewend geraakt om oorlog te voeren met kleine afdeelingen en we hebben daarmede ook dikwijls succes gehad. Maai bij aandachtige studie van de Indische krijgsgeschiedenis blijkt, dat onze tegenspoeden voor een deel het gevolg waren van het optreden met te weinig troepen. Nu valt over dit onde rwerp nog heel wat te zeggen. Onder meer dit, dat, bij de bestaande Legerformatie, het afzonderen van grootere legerafdeelingen niet wel mogelijk was. Daarin ligt echter slechts de bevestiging van het betoog, dat het Indische Leger te klein is. Wanneer dit algemeen werd beaamd, hetgeen helaas niet het geval is, dan zou er zeker reeds lang iets gedaan zijn, om de legerformatie op solide grondslagen te vestigen; terwijl de tegenwoordige sterkte

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1883 | | pagina 243