235
werden daarop gevangen genomen, het dorp verbrand, de vrouwen
aan haar lot overgelaten en het vee als buit medegenomen.
„A leur arrivée au camp", zoo verhaalt De Lonlay, „les pri-
sonniers sont conduits devant la tente du general Caillot qui, après
les avoir fait s'accroupir a terre, les interroge a l'aido de M. A11 egr o.
Tous ces indigènes, aux traits bronzés et énergiques, aux yeux
brillants d'astuce, sont de haute stature et portent la gandoura
tunisienne de couleurs éclatantes, le burnous, le fez et le tui ban.
Beaucoup ont accroché aux glands en soie et or de leurs coiffuies
desv amulettes contenues dans de petits étuis de fer-blanc.
A les entendre, tous sont de petits saintsjamais, disent-ils, ils ne
se sont battus contre nous, ils n'ont repu ni protégé aucun K hroumir
hostilel'Auvergne a été pillée par d'autres, etc Pourtant,
beaucoup d'entre nous reconnaissent un grand gaillard, vêtu d'une
superbe gandoura éearlate, pour l'avoir vu diriger une bande de
Khroumirs, pendant l'engagemcnt du 19 Mars dernier, sur les
bords de l'Oued-zane. Seul, un vieux Dékria, abaibe blanche,
a plus de courage que ses compagnons. Eh bienoui, dit-il arro-
gamment en toisant nos officiers, j'étais a l'Oued-zane; j'ai fait le
coup de feu contre vous: coupez moi la tête et que cela finisse de suite."
Wij zullen het bij deze aanhaling laten. Men kan er voldoende uit zien.
dat de Khroumirs, evenals de A t j e h e r s, een dapper en fier volk zij u,
Hét is onze gemoedelijke overtuiging, dat wanneer aan het I n-
dische Leger de taak was opgedragen, om het Khroumir-larid
te veroveren en daarvoor een korps van 6000 man was bestemd
geworden, Nederland gelijke moeilijkheden zou ondervonden heb
ben in Tunis als thans in Atjeh. Niet omdat ons Indische
Leger minder deugdzaam is dan het Fransche. Integendeel, ons
Leger doet niet onder, wat het gehalte der officieren en soldaten
betreft, voor een Frans oh korps dat grootendeels uit jouge solda
ten bestond. Maar omdat 6000 man een te geiinge macht zou zijn.
Dat het Indische Leger te klein is voor de taak, welke het heeft
te volvoeren, wordt in militaire kringen algemeen erkend.
Niet alzoo bij het oppermachtig civiele element, dat in eene uit
breiding slechts eene onnoodige vei hooging van het jaarlijksch budget
schijnt te zien.