243 de moeilijkste omstandigheden, omdat zij slechts van tijd tot tijd be vel voeren, en wel over kameraden van wie zij door geen graad zijn gescheiden. Men oordeelt dit echter het beste middel om de individuen te vin den, aan wie men een graad kan toevertrouwen. En zeker kan men op die wijze gemakkelijk eene keuze doen uit de personen, die zich weten te doen respecteeren Hoe handelt men in het Neder lands ch-In d.ische Leger tot het verkrijgen van Kader? Als men de Algemeene Order No. 5 van 1868 bestudeert, zou men tot het besluit komen, dat de regeling om kader te vormen nog zoo slecht niet is. Op papier is echter in I n d i veel vrij goed in ordemaar of der gelijke voorschriften, die rechtstreeks het belang van het Leger aan gaan, worden opgevolgd, daar let men meestal minder op; terwijl men daarentegen andere voorschriften, die van zeer twijfelachtig be- lang zijn, kleingeestig doet nakomen. Aan de korpsscholen hecht men veel te weinig gewicht. Vele chefs stellen er onvoldoende belang in en bemoeien zich er bijna nooit mede. Meestal letten zij er bijzonder op of de in te dienen staten m orde zijn; de rest schijnt er minder op aan te komen. In den regel wordt de jongste officier, dat is niet zelden de minst geschikte, als instructeur aangewezen, omdat die betrekking als cor vee wordt beschouwd. Het advies van compagniescommandanten wordt somtijds wel ge- viaagd over de leerlingen, omdat het voorgeschreven is, maar gewoon lijk wordt er weinig of geen notitie vau genomen. Dit is trouwens een gebrek, dat wellicht nergens grooter is dan in ons Legér. In andere legers beijveren superieuren zich, hunnen officieren en gegradueerden zelfstandigheid te leeren en vermijden zij het zooveel mogelijk, zich te bemoeien met dienstverrichtingen en plichten, waarvoor deze ver antwoordelijk zijn. In het Nederlandsch-Indische Leger juist het tegenovergestelde. Centralisatie van gezag in hooge mate; slechts weinigen zijn zelfstandig en een compagniescommandant heeft in den regel over zijne compagnie minimum gezag. Wij zijn herhaalde malen in de gelegenheid geweest, dit op te

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1883 | | pagina 254