266 -
moeienissen en ongemakken te verdragen, den vijand moedig tegemoet
te gaan en zelfs het ongeluk te verduren.
Een machtige hefboom tot het vervullen vau den plicht is het eerge
voel. Reeds in de vroegste oudheid was de bekooring voor roem en
de vrees voor schande een krachtige volhardingsprikkel in de krijgs
kunst, om de individueele kracht van de strijders in een gemeenschap
pelijk brandpunt te vereenigen.
De krijgseer bindt alle deelen van het leger aan de inzichten van
den veldheer en bevordert door het streven naar persoonlijken roem
het best alle oorlogsondernemingen.
De militair, die door koude berekening en vrees voor straf wordt
geleid, zal hoogstens zijn plicht doen; terwijl hij, die door begeerte
naar eer en roem wordt aangedreven, met alle kracht die in hem is
er naar streeft, de belangen van den dienst zooveel mogelijk te bevor
deren gezien of ongezien, geleid of aan zijn lot overgelaten, de uitvoering
der bevelen van zijn chefs door zelfstandig handelen in de hand te werken.
Slechts daar, waar plichtbesef en eergevoel het geheel beheerschen.
is harmonie tusschen ondergeschiktheid en zelfstandigheid te
vinden. Eén wil gebiedt daar, en deze wil wordt door vernuft en
moreele kracht ijverig gesteund.
Maar, daar de eer de vrucht is van zedelijke vorming, zoo zijn er
ook zedelijke middelen noodig, om het eergevoel op te wekken. Te
recht moet dan ook verlangd worden, dat de soldaat zoodanige be
handeling ondervinde, die het eergevoel opwekt en aankweekt.
Dit gevoel, dat zelfs de ruwste menseh in beperkte mate bezit, wordt
door onmeuschelijke behandeling gekwetst. De soldaat die telkenmale
beleedigd en door zijne meerderen met minachting behandeld
wordt, verliest alle achting voor zich zelf, alle gevoel van zelfvertrouwen
en zeltstandigheid, zelfs het gebruik van zijn natuurlijk verstand.
Het gevoel van eigenwaarde van den soldaat moet door een wijze
behandeling worden aangewakkerd; met woord en daad moet alles
worden aangewend, om hem liefde en achting voor zijn stand
in te prenten. Het is noodzakelijk, dat hij zijn beroep duidelijk
leert begrijpen en dat een geest van soldatentrouw en heldhaftigheid
in hem wordt gevoed.
Toch moet het zelfstandigheidsbegrip niet te ver gedreven worden.