270
gaan; rechtvaardigheid vergezeld zijn van genade; humaniteit moet
de richtsnoer zijn van alle handelingen van den meerdere.
Hoewel de militaire discipline nimmer materieele geweldmiddelen
zal kunnen ontberen, en in ieder leger steeds woeste naturen zullen
zijn, die slechts door strenge straffen tot plichtsbetrachting zijn te
brengen, zoo is toch de parforce-dressuur, bij wier uitsluitende
toepassing men zelfs bij dieren niet ver komt, geenszins de weg tot
vorming van den militair hoe machtig ook de steun moge zijn, welke
de straffen aan de discipline bieden.
Geen vrees voor straf, geen categorisch geweld, maar overtuiging
is de weg tot zedelijke vorming.
Een chef, die meent, dat strenge gehoorzaamheid door een groote
dosis straf moet worden verkregen, heeft het in de opvoedingskunst
niet ver gebracht. Hij zal die schijn-discipline doen ontstaan, welke
op slaafsche vrees is gegrond en die bij den eersten tegenspoed in
duigen valt. Hij daarentegen, die, geleid door energie, humaniteit
en een juist oordeel, strafgeweld en moraal in harmonie weet te
brengen, vormt gehoorzame soldaten, wier gevoel van eigenwaarde
is ontwikkeld en die toch weten ondergeschikt te zijn.
Waar ontbering en afmatting worden geleden, waar zelfbehoud
machtig op den voorgrond treedt, daar zal die chef schitterende
belooning vinden, die, wars van afschrikkings-theorie, aan goedheid en
zachtheid een wijze aanwending van stiaffen wist te paren; die het
verstond, om billijk rekening te houden met de menschelijke natuur
op hoofd en hart te werken, en de noodige strengheid der militaire
ondergeschiktheid in overeenstemming te brengen met de middelen,
welke het gevoel van eigenwaarde opwekken.
Het karakter van den soldaat moet gevormd worden, zal de disci
pline een vrucht zijn, die uit den vrijen wil voortspruit. Om het
karakter, dat is denkwijze, geest en gemoed te vormen, is
kennis alleen niet voldoende. Verstand en gevoel, harmonisch samen
werkende, geven dat gezonde oordeel, hetwelk in staat stelt, de eigen
schappen en bekwaamheden van de ondergeschikten te leeren opmer
ken en aan te kweeken, en een ieder de plaats te geven, die hem
toekomtde sterken op de plaats der sterken, de zwakken daar, waar
zij door de sterken aangespoord worden.