274
dus afwisseling moet aanbieden. De frischheid van geest wordt door
een populaire, op hoofd en hart werkende vorming bevorderd; de opge
wektheid van gemoed door verwijdering van allen overtolligen dwang
levendig gehouden. Zoolang dus de vroolijkheid, deze medgezel van
den moed, niet strijdig is met de discipline, zal de chef haar gaarne
zien en haar beschermen. Zelfs zal hij een kleine uitgelatenheid niet
euvel duiden, wanneer ze niet schaadt. Een vroolijke scherts, een
los woord, zelfs een onbedachtzame uitdrukking moeten, hoezeer ook
bescheidenheid den soldaat versiert en welvoegelijkheid hem moet
kenmerken, niet steeds angstig overwogen of van de slechtste zijde
opgenomen worden.
Het is den soldaat aangenaam te zien, dat zijne officieren ook buiten
dienst zich om hem bekommeren. Hij mag zijn meerderen niet mijden
en deze mogen hem dus ook niet op verderen afstand houden dan
het belang van de discipline gebiedend vordert. De meerdere, die steeds
slechts goeds wil liooren en zien, kweekt vleiers en oogendienaars.
Vleierij vernedert zoowel hem die vleit, als hem die wordt gevleid
oogendienarij, die den plicht slechts nakomt, om meer welgevallig te
zijn, mist alle edel gevoel en is onbruikbaar.
Dit begrip aangaande de vleierij is werkelijk niet nieuw. Voltaire
zegt: „Hij heeft valschheid in 't hart, wanneer hij zich aangewend
„heeft te vleien, en met gevoelens te pronken, die hij niet heeft.
„Deze valschheid is erger dan de veinzerij, ook werd ze door de
„Latijnen shnulatio genoemd. Valsche geesten zijn ondragelijk, en
„men heeft een afschrik van valsche harten." (1)
Weiss de militaire wijsgeer, laat er zich als volgt over uit: Si
„vous êtes rampant avec vos supérieurs, impérieux envers qui vous
„est soumis; si de basses complaisances, de viles flatteries obtiennent
„plus de vous que le mérite accompagné d'une noble franchise, vous
„avez l'ame dure et bassement orgueilleuse." (2)
Daarentegen geeft vrijmoedigheid het bewijs van ridderlijkheid en
openhartigheid; onschatbare eigenschappen, die, hoog verheven boven
vleierij en kruipende onderdanigheid, in den krijgsstand geëerd en
(1) Geclag'ten van den heere de Voltaire, le deel, bl. 103. Rotterdam. Dirk Vis. 1767.
(2) Principes pliilosopliiques, politiques et moraux; par le major Weiss. Tome
second 278 279, GenèveBarde, Manget Cie. 1789.