276
uitkomsten bereiken. De gehechtheid en het vertrouwen van zijne solda
ten zullen hem een machtigen steun verstrekken in het opwekken
van die edele kameraadschap, welke, ieder individu bezielend, voor het
geheel leeft en werkt.
Wij zijn zoo diep en innig overtuigd van de waarheid, dat de
kennis van taal, zeden en gewoonten den meerdere invloed en
macht geeft over zijne ondergeschikten, waardoor de discipline op
een heilzame wijze wordt gebaat, dat wij met het grootste leedwezen
het feit moeten constateeren, hoe weinig ten onzent werk wordt ge
maakt van het beoefenen der Inlandsche talen. Het is hier thans
niet de plaats, dit onderwerp uitgebreider te behandelen; maar wij
behouden ons voor, het ter gelegener tijd in dit tijdschrift ter sprake
te brengen.
Het hoogere standpunt, dat de officier in de militaire wereld inneemt,
moet door hem naar waarde geschat wordenhij moet daarin de
aandrift voelen om zijn kennis te vermeerderen. Zijn meerderheid
in ontwikkeling, zijn beschaafd karakter en zijn maatschappelijke
omgang moeten hem ook zoodanig standpunt in alle klassen van de maat
schappij verzekeren, dat hij steeds die algemeene hoogachting en dat
goede vertrouwen geniet, welke steeds aan degelijke vorming wor
den betoond.
Zal echter een officier dit uit zijn betrekking en persoonlijkheid
voortvloeiende gezag behouden, dan moet dit ook door zijn meerderen
steeds worden opgehouden. Rust op de oudere officieren de plicht,
om hunne jongere kameraden, zoowel in als buiten dienst, met
raad en daad ter zijde te staan; moeten de chefs ook herhaaldelijk onder
richten, vermanen of zelfs schoon slechts in uiterste noodzakelijk
heid straffen, toch moeten steeds tijd en plaats worden in acht
genomen, om den werkkring en het aanzien van den officier niet te
schaden. De soldaat mag niet weten, dat zijn officier zelf nog onderricht
behoeftveel minder, dat hij wegens onvoldoende plichtsvervulling is
moeten worden gestraft. Iedere bemerking moet den officier met
verschooning en in afwezigheid van zijne ondergeschikten gemaakt
worden. Slechts één uitzondering op dezen regel moet daar plaats
hebben, waar insubordinatie, weerspannigheid, of een andere zware
overtreding, door een officier in tegenwoordigheid van zijne min-