283 van gezondheid een militair apotheker werd aangewezen, dan ware aan de voorschriften voldaan. De apotheker behoort tot den geneeskundigen dienst. Hij kan intusschen evenmin gemist worden. De redeneering, dat volgens den geest van het reglement de officier van den geneeskundigen dienst feitelijk geen lid is van de commissie van arbiters, alléén geraadpleegd wordt omtrent het al of niet schade lijke van vivres of fourages van den troep ergo eerst desgevraagd stem heeft in het kapittel, die redeneering steunt o. i. op geen logischen grond. Wij weten, dat in artikel 6 punt 3 der Algemeene Voorwaarden van leveringen, het raadplegen van een officier van gezondheid is voor geschreven, wanneer twijfel bestaat omtrent het al of niet schadelijk zijn van de geleverde artikelen voor de gezondheid van den troepmaar het zoo mogelijkin dit voorschrift, maakt zijne niet-opvolging nog niet nietig; terwijl o. i. het imperatieve voorschrift, dat de commissiën, belast met de herkeuring van afgekeurde leveringen voortaan zullen bestaan uit drie in stede van twee militaire leden" niet veronachtzaamd mag worden, op straffe van nietigheid der handeling. Is de officier van gezondheid belast met den garnizoensdienst, die in de meeste garnizoenen de aangewezen man is, om als arbiter op te treden, niet in staat dien dienst te verrichten, wijl ernstige zieken hem elders roepen, dan moet hij door een ander officier van den geneeskundigen dienst worden vervangenniets rechtvaardigt de opvatting, dat de officier van gezondheid, bij verhindering, eenvoudig geëcarteerd kan worden als arbiter. Dusdanige handeling achten wij onwettigalle handelingen van arbiters, in het hoogste ressort verricht, beschouwen wij als wel degelijk aan appèl onderworpen, zoolang arbiters niet geconstitueerd zijn ingevolge de wettelijke voorschriften. Plaatselijk militaire of plaatselijke commandanten moesten, naar onze bescheiden meening, minder lichtvaardig zijn, waar het de toepassing geldt van bevelen, van hoogerhand gegeven. Beter zou het, dunkt ons, zijn, breedvoerig door de tusschenkomst van afdeelings- of gew. mil. commandanten aan het Legerbestuur het onhoudbare van de bepaling voor te dragen, dat de officieren van den geneeskundigen dienst per se leden moeten zijn van de commissiën van arbitersdat het niet aangaat hen, in die qualiteit, te belasten met het doen van inkoopen; werkzaamheden, die zooveel tijd in beslag nemen en de verzorging of behandeling van zieken belemmeren. Wij erkennen, en zeiden het elders reeds, dat men geen geneeskundige behoeft te wezen, om vivres, fourages, brand- en lichtstoffen, stroozakken,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1883 | | pagina 294