287 zijne voeding te voorzien gedurende den terugmarsch of moeten hem marsch- voeding-indemniteit en transportmiddelen worden verstrekt? Een militair, die met verlof gaat, bekomt geene transportmiddelen, en zoo kan van dat recht o. i. nooit sprake zijn bij terugkeer van verlof. Omtrent de marschvoeding-indemniteit valt op te merken, dat Europeanen, Afrikanen en Amboineezen, met verlof gaande, gedurende 15 dagen en Inlanders gedurende eene maand recht behouden op soldij en vivres. Daarom kan het nooit bezwaar opleveren, den van verlof terugkeerenden militair indemniteit van vivres-toe te kennen; wel te verstaan van vivres in garnizoentenzij hij benut wordt, om dienst te verrichten op den terugmarsch als escorte van geld of arrestanten, of hoe ook, in welk geval hij o. i. marschvoeding-indemniteit moet erlangen. Heeft de militair voorschot op soldij en vivres genoten, toen hij zijn garni zoen met verlof verliet, dan moet dit bij zijne terugkomst verrekend worden, desnoods als gewone schuld, door middel van inhouding op zijne soldij. Dat den man indemniteit voor vivres wordt geweigerd voor de marsch- dagen bij terugkeer naar zijn garnizoen, na wegens ziekte van verlof te zijn achtergebleven, (zelfs al ware hij als deserteur achtergebleven) achten wij onredelijk. De man heeft gedurende de terugreis naar zijne stand plaats levensonderhoud noodigen wanneer men hem de middelen onthoudt, om zich dat aan te schaffen, dan noopt men hem oneerlijke middelen daartoe aan te wenden. Een verlofganger heeft het recht, om op één dag meerdere étappes af te leggen, door gebruik te maken van versnelde vervoermiddelen. Wanneer hij nu in eenig garnizoen ziek wordt, zoodat het verlol verstrijkt en de ziekte geconstateerd wordt; in hoeveel dagmarschen moet hij dan den terugmarsch volbrengen Wij hoorden wel eens beweren, dat bij herstel, de man recht heeft, gebruik te maken van de officieel vastgestelde marschdagen voor het traject naar zijn garnizoen, ongeacht hoeveel dagen van het verlof bereids ver streken zijn. Een militair alzoo, b. v. van Fort de Koek naar Padang gaande en op laatstgenoemde plaats ziek achterblijvende, zou dan recht hebben, na van ziekte hersteld te zijn, vijf marschdagen (dus één dag meer dan zijn verlof bedroeg) te besteden, om naar Fort de Koek terug tekeeren. Anderen willen, dat er rekening mede gehouden moet worden, wanneer de man zich ziek gemeld heeft; dat hij zich binnen den voor verlof over- bljjvenden, door hem onbenutten tijd, na zijn herstel, in zijn garnizoen terug

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1883 | | pagina 298