299
Er komen thans veel minder afgeleefde en door misbruik van
drank versleten soldaten aan dan vroeger, zoodat het Europeesche
gedeelte, onafhankelijk van zijne ontwikkeling, de gegevens bezit,
om goede schutters te worden.
Het Inlandsche gedeelte zou, door zijne aangeboren bedaardheid,
daartoe nog geschikter moeten zijn. Dit is evenwel niet het geval.
Daarvoor bestaan verscheidene hinderpalen.
Een der eerste bezwaren is de weinige physieke kracht van den
Javaan, vooral van de Javanen, die bij de depot-bataljons als
recruut aankomen.
Niet twijfelende aan de plichtsbetrachting van de ambtenaren, met
de keuring en werving belast, is het echter bevreemdend, dat vele
recruten afgeleefde Inlanders zijndikwijls grijzende en met gebreken.
Wij moeten hier aan substitutie denken van slechte voor goede;
iets, waarop de controle wellicht zeer moeilijk is. Een betrekkelijk
groot aantal gaat dan ook naar de hospitalen en wordt binnen zeer
korten tijd afgekeurd.
Is er voldoende keus, dan ware het te wensehen, dat men maat
regelen nam tot meer controle; dat men de oogenschijnlijk krach-
tigsten voor het leger uitzocht en de overigen zoo noodig reeds bij
hunne aanwerving voor hospitaaldiensten bestemde.
Men begrijpt tegenwoordig in alle legers, dat voor de Infanterie
kracht noodig is. De vermoeiendste diensten worden van haar
gevorderd. Zij heeft veel te dragen; moet dikwijls groote marschen
maken, zoodat een goed Infanterist een physiek krachtig man moet zijn.
Vroeger begreep men dit ook in de meeste legersdoch, na de
theorie, dat men door de verbeterde vuurwapens toch meestal op
grootereu afstand elkander zou bevechten eu dat de kleinste man in
staat was te vuren, heeft men dit beginsel verwaarloosd.
De laatste oorlogen hebben de dwaling echter bewezen. De meeste
mogendheden trachten thans weder, hunne sterkste mannen in de
Infanterie te doen plaats nemen.
Ook bij ons, vooral in Indië, is dit hoogst noodzakelijk.
Wanneer men hier en daar de schietregisters eens ter hand neemt,
is men ternedergeslagen door de treurige uitkomsten, die men daarin
vermeld vindt; vooral met het oog op hen, die de hoedanigheden