306
aan de bedaardheid en bekwaamheid van den leider ligt, om de vuur-
discipline ten allen tijde te behouden.
Wat aangaat de afstanden van individueel vuur, is men, wat schoten
op enkele personen betreft, gebonden aan de voorschriften daar
omtrent in het schietreglement.
Tegen liniën zal men boven 400 passeu kunnen vurenmaar op
600, 700 en 800 passen is het verschil tusschen de gemiddelde
afwijking en een voor de helft zichtbaren man reeds zoo groot, dat
het op die afstanden, tegen niet geheel zichtbare vijanden, zelfs dicht
bijeen, reeds uiterst moeilijk is, resultaten van individueel vuur te
krijgen
Gelederenvuur behoort tot de vuren van voorheen en mag in een
hedendaagsch reglement niet meer voorkomen.
Eindelijk Salvovuur. Reeds hierboven vermeldden we, dat de
uitwerking van salvo's weinig van het gebruikte systeem afhangt.
Deze meening is gegrond op vele vergelijkende proeven, met
verschillende systemen van achterladers genomen.
Men heeft b. v. vergeleken in vuuruitwerking de stelsels Martiny-
HenryGras en Vetterli.
Men heeft met deze stelsels eenige compagnieën doen vuren, op
een schijf van ongeveer 3 M2 oppervlakte op 400 M., op welken
afstand de drie stelsels 100% treffers op die schijf gaven.
Het resultaat was voor de drie stelsels vrij wel hetzelfde en liep
van 30 tot 60%.
In Zwitserland vuurde men aan de schietschool op 400 M. Men
verkreeg 67% van de officieren, 66% van de onderofficieren en 61%
van de manschappen.
Deze uitkomsten en vele dergelijke proefsalvo's hebben aan
getoond, dat in den regel het beste resultaat voor de beste schutters
en den meest geoefenden troep zal zijn.
Hetzelfde merkte men op bij vele proeven, te Cherbourg
genomenjonge soldaten kregen steeds minder resultaten dan oude
en bij gelijke geoefendheid had het gebezigde systeem op het resultaat
der salvo's weinig invloed.
Bij deze proeven bleek ook, dat de Engelsche troepen verreweg
het beste geoefend waren. Op de slagvelden zou in den tegen-