309
Reeds hierboven merkten we op, dat de ondervinding leerde, dat
van de slechte schoten aanmerkelijk meer over het doel heenvlo'gen
dan vóór het doel terechtkwamen. We leidden daaruit af, dat het
wenschelijk is, den man te gewennen laag te mikken.
Men zou echter verkeerd doen, alle te hoog vallende schoten,
vooral bij salvo's, toe te schrijven aan de natuurlijke neiging van den
man om te hoog aan te leggen.
Er zijn bij het gesloten vuren nog andere oorzaken, die de projec
tielen te hoog doen vallen.
Die oorzaken zijn o. a. de gassen, bij de salvo's ontstaan, en de
luchttrillingen.
Hoewel zulke theorieën van weinig belang schijnen, hebben zij te
veel invloed om ze te verwaarloozen. Deze invloeden zijn bovendien
niet enkel theorie, maar aangenomen feiten, waarmede men in Duitsch-
land rekening houdt en die men ook opgenomen vindt in de tabellen,
welke de studie van den Belgischen kapitein van den generalen staf
Timmermans vergezellen, getiteld: Experiences faites a Vécole de
tir et de perfectionnement de VInfanterie.
De gassen, bij de salvo's ontstaan, hoopen zich voorliet front van
den troep op. Deze opeenhooping heeft eene vergrooting van den
uitvaartshoek ten gevolge, omdat die gassen, op den grond stooten-
de, de projectielen oplichten; naar het midden van het front neemt
dit nadeel toe.
Ook de luchttrillingen werken nadeelig, indien ten minste de leer
van Bashfort over de verandering van luchtfegenstand op 350 M.
goed is.
Deze geleerde schrijft die verandering toe aan het verschil dei-
snelheden van het geluid en van het projectiel. Als het projectiel eene
snelheid van minder dan 350 M. heeft, welke volgens de jongste
proeven vrij juist die van het geluid is, zal het zich in trillende lucht
bewegen. Is de snelheid van het projectiel daarentegen grooter, dan
beweegt het zich gedeeltelijk in kalme lucht en zal dus de lucht-
tegenstand veranderen.
Het vuren op een slagveld, waar de atmosfeer zeer in beroering-
is, kan dientengevolge ook minder goede resultaten opleveren.
21