344 -
trots ranselen en nogmaals ranselen, bij bedoelde compagnieën met
de discipline g esteld was.
Mijns inziens bewijzen de gegeven voorbeelden, niet minder dan
die, vermeld in mijn opstel: Een woord over onze krijgstucht,
(Indisch Militair Tijdschrift 1871) voldoende, dat het gebruik van
den stok, zelfs in den goeden ouden tijd, de vergrijpen tegen de
krijgstucht, die tegenwoordig juist aan het missen van dat straf
middel worden toegeschreven, niet konden verhinderen. Yreesde ik
niet te wijdloopig te worden, ik zou ze met tal van andere kunnen
vermeerderen. Liever echter eenige vragen.
Hoe komt het toch, dat bij mij, jarenlang postcommandant, zoo op
Borneo's Westkust als op Javanooit soldaten, 't zij Inlanders, 't zij
Europeanen, zijn weggeloopen, niettegenstaande ik nooit tot riet
slagen mijne toevlucht heb behoeven te nemen? Waaraan is het
toe te schrijvendat bij drie detachementen suppletietroepen, twéé,
respectievelijk sterk 150 en 160 man, die in 1853 en 1865 ouder mijn
commando naar Java vertrokken, en één, sterk 70 man, dat ik in
1852 naar Suriname bracht, nooit ongeregeldheden zijn voorgevallen?
zoodat zelfs het denkbeeld, dat de rottan nut zou kunnen stichten,
nooit bij mij is opgekomen. En hoe komt het, dat ik in 't Bata-
viaasch Handelsblad van 1870, omtrent de meening, dat de tucht,
vooral onder Inlanders, niet anders als door middel van rietslagen
kan worden gehandhaafd, het volgende, ook overgenomen in De
Hieuwt Militaire Spectator van 1873, bladz. 236 en 237, kon
schrijven:
Onze ondervinding is, met dat beweren, in lijnrechten strijd. Zagen
wij, hoe zelden dan ook, toch enkele malen Europeanen, uit vrees voor
rietslagen, voor het voeren van een losbandig gedrag terugdeinzen, bij
Inlanders bespeurden wij nooit die uitwerking van deze straf, maar wel
het tegenovergestelde.
In 1860 commandeerden wij eene gedetacheerde Inlandsche compagnie
te Meester-Cornells(I) Yóór onze komst was de stok in de compagnie
niet ongebruikt gebleven. Yooral jonge, nog niet aan het militaire
(1) Als detaeliementsconimandant van af 20 October 1859, dagteekening van het
vertrek der 2e Bonisehe expeditie. Als compagniescommandant van af Augustus 1859.