346
Gedurende 1867, 1868 en 1869, de drie laatste jaren der 2® klasse
van militaire discipline met rietslagen en der werking van de Alge-
meene Order van 1842, N°. 3, die het opleggen dier straf toeliet
gelijktijdig met de plaatsing in die klasse wegens rayonsoversckrj-
ding, zijn per jaar gemiddeld in die klasse geplaatst: blanke mili
tairen 2,85°/c en niet-blanke militairen 8,13°/o van de gemiddelde
sterkte.
Gedurende de jaren 1878, 1879 en 1880, zonder rietslagen bij de
korpsen, en zonder rietslagen bij rayonsoverschrijding, maar met de
verwildering van den soldaat, tengevolge van den .Af/e/r-oorlog
waren bedoelde cijfers respectievelijk 3,71 °/0 en 2,66°/0.
Bij de Europeanen vermeerderingeen natuurlijk gevolg van 't
gehalte van 't meerendeel der blanken, waarmede het Indische Leger,
sedert de voorstanders der agressieve politiek tegen Afjeli zegevierden,
werd opgescheept.
Bij de Inlanders vermindering tot nog geen derde van het vroe
gere aantal. Wordt door die uitkomst niet bevestigd, 't geen ik in
1871 schreef, dat de rietslagen bij de korpsen nog eer afgeschaft
konden worden voor Inlanders, dan voor Europeanen? En is het
feit dat, nu ten gevolge van de afschaffing van rietslagen bij de korp
sen, de vrees voor de kans op 't spoedig beloopen dier lichaamsstraf
niet meer behoeft af te schrikken van eene plaatsing in de 2e klasse
van discipline, er veel minder Inlanders in die klasse geplaatst wor
den dan vroeger, niet sprekend? Bewijst het niet, dat er om den
soldaat te regeeren nog andere middelen zijn als de rotlan, en dat
men tot dezen eerst in het uiterste geval zjne toevlucht moet
nemen? Of moet dat middel gekozen worden omdat 't zoo gemak
kelijk is?
Bj circulaire dd. 30 April 1833, N°. 226/4, waarschuwde de
toenmalige Commandant van het Indische Leger, de verdiensteljke
en edele Generaal-Majoor H. J. J. L. de Stuers, wiens humane be-
Ray onsoverschrijdingen in verhouding tot de sterkte:
1858 t/m 1860 Europeanen 0,60°/OJ Inlanders 1,86 /Q.
1867 1869 0,30 0,96
1878 1880 1,00 1,70