352
Maar ik dwaal al. Dat de rottanslagen als politiestraf aanleiding
gaven tot misbruiken, werd iu 1856 door den Procureur-Generaal
erkend. Was dit bij 't Leger niet 't geval?
Zeker in mindere mate. Maar dat ze voorkwamen, wordt o. a.
bewezen door de Algemeene order van 1850, N°. 3, 4. (1)
In het slot van mijn vorenbedoeld opstel: Een woord over onze
krijgstucht schreef ik: „Waarlijk in 1833, was 't bij het Indische
„Leger op 't gebied der krijgstucht ook niet alles couleur de rose."
Thans voeg ik er bijen in 1849, en zelfs twintig jaar later, niet
tegenstaande het blijven voortbestaan der klasse van discipline met
rietslagen, evenmin.
Ten slotte nog eene vraag. Hebben onze krijgers van minderen
rang, en speciaal onze Inlandsche soldaten, in den Atjeh-oorlog,
dus na de afschaffing der rietslagen bij de korpsen, minder goed
voldaan dan bij vroegere krijgsverrichtingen
B-, 1882. H. A. A. N.
(1) Ik heb rottanslagen zien geven aan soldaten, van wie het weldra bleek, dat ze
krankzinnig waren, en die daarvoor werden afgekeurd. Te Makassar zou een jong
soldaat, die elders den rayon had overschreven, met rottanslagen gestraft worden. De
sergeant-majoor, mij dit rapporteerende, voegde er bij „maar die man is gek, Kapi
tein." Ik ging onmiddellijk naar mijn chef, den humanen en braven Majoor E. C.
van Daalen, die later zoo zwaar heeft moeten boeten voor misslagen, vóór zijne op
treding als bevelhebber der le Atjeh-expeditie begaan. Hij was het met mij eens,
dat de executie moest geschorst en de man naar 't hospitaal gezonden worden. Deze
werd te Soerabaija wegens krankzinnigheid ongeschikt verklaard voor verdere militaire
diensten. Ik weet van een Europeaan, een Deen, die, te Salatiga in garnizoen, een
vertrekkend landsman te Willem I bezocht, zonder verlof te hebben gevraagd, en die,
wegens rayonsoverschrijding rietslagen ontvangen hebbende, nog denzelfden dag zelf
moord pleegde. In het „Tijdschrift voor het Nederlandsch Indische Leger" van 1864
of 1865 las ik onlangs, dat in den Bandjermasingschen krijg werd gebruikt gemaakt
van art. 82 R. b. d. L., sprekende van correctieve middelen, als kunnende strekken,
om den beschuldigde, die zich onwillig toont om te antwoorden of die onbetamelijk
antwoordt, te dwingen aan zijne verplichting te voldoen; om krijgsgevangenen rot
tanslagen te kunnen geven, enz. enz.