369 verdediger, vooral zoo hij in het bezit van goede topographisehe kaarten is, mag ondersteld worden, dat hij voor zooveel noodig de afstanden kent. Met het Indische Leger is zulks een geheel ander geval. Wij zijn gemeenlijk de aanvallende partij en vechten den meesten tijd op terrein, waarvan geene, dan wel slechts onvolledige, kaarten bestaan Naarmate dus de Inlandsche vijand zich met achterlaadgeweer gaat wapenen, waardoor mettertijd te verwachten is, dat hij zijn vuur ook op grootere afstanden zal gaan openen, moet de Infanterie van lieverlede al meer en meer het bezit van een goeden afstandsmeter waardeerenen, naar het ons bescheiden voorkomt, van een optisch meet instrument, waarbij men van 's vijands vuren bij het waarnemen geheel onafhankelijk zal wezen. De Engelsche generaal Yray, die over telemeters in de Times schreef, stelde zijne eischen zoo hoog, dat hij in iedere compagnie een soldaat wenschte te zien, die speciaal voor het gebruik van den telemeter zoude zijn opgeleid; niet alleen, om met de meeste nauw keurigheid in oorlogstijd aan den bevelvoerenden officier de afstanden te doen kennen, maar ook om bekwaam te zijn het instrument, zoo noodig, te reparèeren. Zulk een telemetrische specialiteit, zegt de generaal, is minstens evengoed te verantwoorden als de speciale opleiding tot tamboer en hoornblazer. Naar het ons evenwel voorkomt, is de kunst, om met de meest bekende telemeters te werk te gaan, zoo eenvoudig, dat de com pagniescommandant die specialiteit wel zal kunnen missen, als het instrument bij hem, dan wel bij een zijner luitenants berust, terwijl het gevaar van „defect" te geraken door eene solide constructie dient te worden weggenomen. Utrecht 6 Augustus 1883. J. A. Vink, Kapitein der Infanterie.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1883 | | pagina 380