DE ATJEÏI-OORLOG DRAAGT GEEN ROMEINSCHKARAKTER.
In den Dn bundel van de Nationale Vertoogen zegt C d. B usken
Huet. „Wie onze oud-koloniale politiek begrijpen wil, ga zoomin
bij De Jonge (1) als bij Yalentijn, (2) maar bij Montesquieu
id de leer. Waar deze in liet zesde hoofdstuk zijner beschouwingen
over de oorzaken van Rome's grootheid en verval de veroverings
tactiek der Romeinen schetst, doet hij het meteen onze In dische.
Hij doet het après coup, in zijne onwetendheid, schier zonder aan de
koloniale staatkunde der Europeesche volken van den nieuweren
tijd te denken of zich gelegen te laten liggen. Maar de overeenkomst
is zoo treffend, dat beide schilderijen beurtelings in dezelfde lijst
kunnen gevoegd worden.
Tot op den huldigen dag is Nederlands staatkunde in den
Archipel een Romeinsch karakter blijven dragen. Op dit oogenblik
(3) zelf zijn wij bezig met Atsjin te doen, wat Rome met Ear
th ago deed. Des Sultans Kraton is met den grond gelijk gemaakt.
De vormen zijn veranderd, maar in het wezen der zaak is sedert de
stichting van Batavia geene verandering gekomen."
Deze beschouwing, hoe ad rem ook wat onze vroegere politiek
betrof, is echter ten opzichte van den Atjeh-oorlog ten eenenmale
onjuist.
Het is niet waar, dat N e d e r 1 a n d bij dezen krijg deRomeinsche
veroveringstactiek heeft gevolgd. Integendeel. Het kenmerkend
karakter van dezen oorlog is anti—Romeinsch.
En, wijl ter vervanging van al de voordeelen van het Romein-
sche stelsel geen equivalent is gegeven, voelt Nederland zich
tegenover Atjeh zwak, waar het anders sterk had kunnen zijn.
(1) De opkomst van het Nederlandsch gezag in Oost-Indië.
(2) Valentijn 's Oud en Nieuw Oost-Indië.
(3) 1 December 1875.