II. Het adres aan Zijne Majesteit den Koning. 386 en aan zich zelf over te laten, zonder dat dit een bewijs van zwakheid behoeft te zijn. Ook in deze zaak geldt het reculer pour mieux sauter. En wie zal ook, zelfs in de onderstelling van onmacht om op een terrein als van Atjeh bewegingen te onderdrukken, als tegenwoordig onder de leiding van Njac Hassan weder eenige uitbreiding hebben gekregen, zulks aan de Nederlandsclie Regeering ten kwade kunnen duiden en ons daarom uit de rij der Staten geëffaceerd kunnen achten, wanneer wij zien bijv. hoeveel moeite het aan Italië gekost heeft, om in sommige streken midden in het eigen land de brigandage te onderdrukken? Wanneer onder om standigheden als hier voorkomen het niet mogelijk is of de offers en kosten onwaard geacht wordt de beweging geheel te onderdrukken, dan is dat volstrekt nog geen bewijs van eene zwakheid of onmacht, die den dood steek zou geven aan ons bezit in den Archipel of aan onze positie als koloniale of Europeesche mogendheid. Deze woorden van protest moesten mij van het hart, om niet de Regeering onder den indruk te laten, dat zij, den weg gaande door den geachten afgevaardigde aangewezen, hare verantwoordelijkheid tegenover de Kamer gedekt zou kunnen achten, en op de Kamer zou mogen schuiven. De beraadslaging wordt gesloten. Naar aanleiding van de interpellatie, op de bladzijden 380 en vlg. overgedrukt, is ingediend het volgende adres: Aan Zijne Majesteit den Koning der Nederlanden. SIRE! Met den meesten eerbied naderen de ondergeteekenden De gep. Luit. Generaal M. D. Graaf Yak Limburg Stirum, Adjudant van Uwe Majesteit in Buitengewonen dienst, oud-minister van Oorlog. De gep. Luit. Generaal N. Mac Leod, Adjudant van Uwe Majesteit in Buitengewonen dients, oud-inspecteur dei' Infanterie. De gep. Luit. Generaal C. P. Schimpf, Adjudant van Uwe Majesteit in Buitengewonen dienst, oud-commandant van het Indische leger.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1883 | | pagina 397