388
echter niet veel meer dan 36 kilometer van elkander verwijderd; Toeng-
koep in het Oosten en Boekit Seboen in het Westen liggen op een onder-
lingen afstand van 25 kilometer.
Zeer goed door ons aangelegde wegen verbinden die posten onderling
en met onze hoofdvestiging Kota-Radja.
Voet voor voet is dat gebied veroverd, hetwelk het belangrijkste ge
deelte van de vallei van Groot-Atjeh uitmaakt, en welks ongeschonden bezit
ons aanzien en overwicht in al de onderhoorigheden van Atjeh verzekert.
Heeft de verovering groote krachtsinspanning gevorderd, de handhaving
van ons gezag eischte onverdroten zorg en waakzaamheid. Yan toen af
moest het in 't bijzonder ons streven zijn: de bevolking aan ons te binden,
de veiligheid te verzekeren en daarvoor haar steun en medewerking te
verkrijgen, en tegenover verzet en aanval krachtig preventief en repressief
op te treden, vooral preventief.
Sedert een tweetal jaren is de invloed van ons gezag evenwel sterk aan
het tanen geraakt; tot in de onmiddellijke nabijheid onzer hoofdvestiging
werden we verontrust; de onveiligheid nam hand over hand toe; de toe
stand werd allengs die van algemeen verzet tegen ons gezag; een gevoel
van machteloosheid en moedeloosheid heeft onze bestuurders aangegrepen,
waarvan de slotsom schijnt te zullen zijn: inkrimping van ons gebied, dat
wil zeggen: verlaten van het meerendeel onzer posten, prijsgeven van de
bezette landstreek en onttrekken onzer bescherming aan de bevolking, die
zich na zwaren strijd en goed vertrouwen aan ons onderwierp, met de
hoop, dat zij onder ons rechtstreeksch bestuur rust en veiligheid zou
genieten en tot-welvaart en rijkdom zou kunnen geraken.
Dat zulk eene handelwijze, zoo in de onderhoorigheden van Atjeh als
elders op Sumatra en in onze overige bezittingen eene geduchte uitwerking
zal hebben, dat hare heillooze gevolgen niet te overzien zijn, ja! dat ons
koloniaal bestaan er door bedreigd zal worden, mag als zeker worden
aangenomen
Beschouwen wij nu eens nauwgezet, hoe die inkrimpingzou kunnen
tot stand komen.
Blijven wij slechts Oleh-leh, de landingplaats en Kota-Radja, de hoofd
vestiging, behouden, wij moeten toch ook meester zijn van de monding
der Atjehrivier, die langs en door onze hoofdvestiging stroomt.
In Mei 1875 waren we door vooruitgaan en verwijden van de smalle
strook van 1874 tot zulk een beperkt gebied geraakt.
Generaal Pél had daarvoor sedert 1874 schier onverpoosd moeten vechten.