391 wij de drie Sagies geannexeerd en duidelijk gezegd, dat daar het Neder- landsche Gouvernement Souverein is; dat de bevolking en de hoofden op onze bescherming kunnen rekenen. Wij zijn dus verplicht, die bescherming- voortdurend te verleenen en de Sagies rechtstreeks te besturen. Is dit mogelijk wanneer wij ons, zij het ook tijdelijk, terugtrekken? Zal de bevolking en hare hoofden zulk een maatregel aan iets anders toeschrijven dan aan onmacht Hoe men de „inkrimping" ook beschouwe, van staatkundige, krijgs kundige of ftnancieele zijde, zij is nooit aan te bevelen, maar in alle opzichten te veroordeelen Eindelijk stellen wij de vraag: Is „inkrimping" van ons gebied noodzakelijk? Getoetst aan de feiten, zeggen wij volmondig neen Yan Augustus 1879 tot omstreeks half 1881 toch bleken we zonder buitengewone inspanning ten volle in staat, ons gezag in de veroverde landstreek te handhaven, de bevolking zekere mate van veiligheid te geven en haar de gelegenheid te verschaffen, door landbouw en handel eenige welvaart te verkrijgen. Die feiten doen het vertrouwen koesteren, dat de Atjehers, gelijk de bewoners van 't overig Sumatra en die der andere eilanden van den Archipel, tot vreedzame, rustige onderdanen zijn te vormen, mits de bestuur ders met vasten wil, geduldig voortschrijdende, het bewind voeren. Terwijl vroeger tegenspoed en tegenstand onze geestkracht staalden, tot meerdere inspanning aanspoorden en ons groote uitkomsten schonken, zouden thans zwakheid en mismoedigheid de gevolgen zijn en'ons nopen prijs te geven, wat wij bezitten! Ter zelfder tijd dat de Koloniale Tentoonstelling te Amsterdam land genoot en vreemdeling aanschouwlijk maakt, dat Nederland door beleid, kracht en volharding een gansch Eilandenrijk wist te veroveren en aan zijn welvaart en grootheid dienstbaar te maken, zouden wij door ons gedrag in Atjeh de betuiging ontlokken over verval, onmacht en gemis aan geestkracht! Nederland, dat toonde tegen het meerderede verovering van de land streek, niet op te zien en die taak met goeden uitslag wist te volbrengen, zou zich onmachtig verklaren tot het mindere, dat is de handhaving van zijn gezag in het kleine gebied, waar iedere voet grond met het bloed zijner soldaten gedrenkt is. Wij zouden wijken uit vrees, ja uit vrees voor den Atjeher, dien we

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1883 | | pagina 402