398 in gewone omstandigheden, zoodra naakte het gevaar niét of de Generaal Pel bevond zich te midden van zijne soldaten, wien hij steeds door zijne kalme en krijgshaftige houding eerbied en ontzag wist in te boezemen en hun moed en zelfopoffering tot het hoogste peil op te voeren. Yan zijne ondergeschikten vergde hij veel; vaak dreef hij de inspanning hunner krachten tot het uiterste; maar nimmer werd uit hun mond eene klacht, veel minder een woord van verzet gehoord. Was hij streng en veel- eischend voor hen, hij was het nog meer voor zich zeiven. Niets gewaagd is daarom de veronderstelling, dat de langdurige inspanning en de zware eischen, welke hij sedert December 1873—toen hij Atjeh's bodem voor het eerst betrad van zijn lichaam en geest gevergd had, zijn dood ontegen zeggelijk hebben verhaast. Vaderland en Koning verloren in hem een trouwen dienaar, het Indische Leger een kundig, dapper en bemind aanvoerder. In de twee eerste hoofdstukken vindt men eene korte beschrijving van het door onze posten bezette terrein en worden besproken de algemeene vorm en inrichting van onze versterkingen. Het derde hoofdstuk behandelt de bewapening en de sterkte der bezetting van de posten, op ultimo Maart 1876. In het vierde hoofdstuk geeft de Schr. eene verklaring van de verschillende posten-liniën, het doel van de posten, waaruit die liniën bestonden, en de algemeene en bijzondere instructiën vau de post- en li niecommandanten. In liet volgende hoofdstuk zien wij, hoe er gemeenschap bestond tus- schen de posten onderling; van elk hunner met het linie-commando en met het hoofdkwartier Kot a-Radja. In hoofdstuk VI vangt de geschiedenis aan van de offensieve hande lingen des vijands, met de overrompeling van Lemboeq N. O.; de serie onzer overwinningen, verliezen en nederlagen, waarvan de Kolonel ons de meest gedetailleerde beschrijving g'eeft, wordt daarmede geopend. Het geheele werk is in alle opzichten ver verheven boven alles, wat ons tot heden over den A t j e h-krijg of een gedeelte daarvan onder de oogen kwam. De Schr. was blijkbaar indachtig aan de Philosophie van den Oorlog van Fred er ik II: Je me suis fait une loi de m'attacher scrupuleuse- ment a la vérité et d'etre impartial, parceque l'animosité et la haine n'instruisent personne et qu'il y a de la faiblesse et de la pusillanimité, a ne pas dire du bien de ses ennemis et a ne pas leur rendre la justice qu'ils méritent.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1883 | | pagina 409