KADER EN GEBREK AAN KADER IN HET NEDERLANDSCH- INDISCHE LEGER. - OFFICIEREN EN HUNNE AAN STELLING, OEFENING EN BEVORDERING. II. (Zie Aflevering No. 9 van 1883.) Hoewel de onderofficieren eene voorname plaats in het leger bekleeden en slechts bij enkele mogendheden de vereischte moeite besteed wordt, om hun genoegzame beschaving en ontwikkeling te doen verkrijgen, is de recruteering van de officieren, door het hoo- ger standpunt, dat zij in het leger inuemen, van nog oneindig meer gewicht. Het bezit van goede officieren is voor elk leger eene levensquaestie. Hen eenmaal verkregen hebbende, is het gemakkelijk hen te behouden, omdat zij zich gewoonlijk voor immer aan hun vak wijden en zel den een goed officier, zonder gewichtige reden, den eenmaal ge kozenen werkkring vaarwelzegt. Reeds bij de bespreking van gebrek aan kader wezen wij er op, dat eene der voornaamste redenen van dat gebrek was, de vele wegen, die bij de Infanterie van het Nederlandsch-Indische Leger tot den officiersrang leiden. Werkt slechte aanvulling van de officieren nadeelig op het ka der onderofficieren, oneindig nadeeliger zijn daarvan zeker de ge volgen voor een officierskorps. Zoodra de epaulet op verschillende wijze kan verkregen worden en sommige dier manieren zelfs aan koers onderhevig zijn, vermin dert men noodwendig de deugden en goede eigenschappen, die een officierskorps moet bezitten en kan het niet anders, of dit werkt verderfelijk op het geheele leger. Behalve de overige redenen, welke de Regeering daarvoor 28

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1883 | | pagina 420