425 een doorn in ons oog, omdat daarbij, meer dan in Nederland, de eischen worden losgelaten. Het bestaande gebrek, dat is de quan- titeit, wordt daardoor eenigszins verholpen. En deze wijze van aanvulling ging zelfs zóó ver, dat er op batal- jonsbureaux aanschrijvingen te vinden waren, waarin bevolen werd, dat alles wat men grijpen en vangen kon en er maar eenigszins mee door kon, voor den officiersrang moest worden opgeleid. Een goede maatregel hierbij was, dat de bedoelde aanschrijvingen geheim waren. En wat moet het gevolg zijn van zulk eene methode? Dat directeuren en officieren, met het onderwijs belast, zich moeten afsloven, om aan zulke candidaten iets te leerendat zij hunne moeite meestal met weinig resultaat beloond zien. En, hoe toegevender men wordt, hoe minder de candidaten werken, omdat zij vooraf weten dat er gebrek aan officieren is en zij minstens medewerking vinden bij het onderzoek naar hunne bekwaamheden. Het gevolg hiervan is niet alleen nadeelig in de hoogste mate voor den onderofficiersstand, waarvan eenige leden zich aldus aan hunne dienstverrichting als onderofficier onttrekken en, na soms 5 en 6 jaren op den cursus en de militaire school te hebben geluierd en hunne kameraden dienst te hebben laten doen, er niets bij verliezen, als ze niet slagenmaar ook voor het officierskorps, dat door aanvulling met zulke elementen volstrekt niet wordt gebaat. Wanneer men niet in staat is, het officierskorps compleet te houden, waarom tracht men dan in Nederlandsch-lndië in dat gebrek te voorzien, terwijl men daar toch zeker de minst geschikte elementen vindt. Aan de K. M. Academie te Breda b. v. stelt men hooge eischen, is streng bij examens en wijst jaarlijks een aantal jongelieden af, die, al behaalden zij niet de eerste nummers, ja al voldeden zij niet aan het examen, toch geschikte elementen zouden zijn, om voor officier te worden opgeleid. In Indië eischt men veel minder, is lang niet streng en tracht men alles zooveel mogelijk te behouden. Is dat logisch? Is dat billijk? Men gaat zelfs zoover in Indië, dat men aan het officiersexa men een sergeant-majoor liet deelnemen, die zich, wegens lichamelij- ken toestand, voor slechts 2 jaren had mogen reëngageeren. 29

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1883 | | pagina 436