- 436 verder is eene bestraffing van schuldigen door afbranden en vernielen der eigendommen gewoonlijk onbillijk en daarom ondoeltreffend. Bij tuchtigen toch ligt het denkbeeld ten grondslag, dat niet alleen hij misdadig isdie iets misdoetmaar ook een ieder die niets doet om daden van anderen te voorkomen. Dit laatste te eischen is een gruwe lijk onrecht, vooral tegenover min of meer verspreide Inlandersdie, tus- schen hamer en aanbeeld geplaatst, zoo menigmaal gedwongen worden, met de wolven mede te huilen. Weinige maanden geleden schreef mij een officier, die gedurende een paar jaren deelnam aan den oorlog: „Met zeer veel belangstelling las ik het opstel van den Heer Yan „Soest, in het Februari-nummer van het Tijdschrift voor Neder- landsch-IndieDat de bevelhebber der 2" expeditie het aan't rechte „eind had, begint meer en meer te blijken. „Trouwens laat de geschiedenis, die groote leerschool, niet met zich „spotten. Daarom is het nog altijd een raadsel, hoe onze staats- en „oorlogslieden hebben kunnen breken met de politiek, welke hier in „Indië steeds zulke goede resultaten gaf. „Dat men van kwaad tot erger kwam, moest gebeuren. Toen „men eens was afgeweken van den deugdelijken regel, om, na onze „vestiging, het aan den tijd over te laten, dat het A tj ehs ch e volk „zich bij ons zoude aansluiten, moest men coute qui coute verder „gaan, en hoe is dat geschied? „Gij kunt U niet voorstellen hoe het er destijds in de IX moe- „kims uitzag; en, naar ik hoor, moet het in de XXVI moekims „nog erger geweest zijn. Wat wil men nu? Dat die lieden, van „alles ontbloot, wier huizen en vruchtboomen men vernielde, tot „ons zullen komen en zeggen: „„Wij willen tot u komen, belasting „„betalen en den geesel kussen, waarmede ge ons gekastijd hebt."" „Onmogelijk. „De Heer Yan Soest had gerust kunnen zeggen, dat het nage slacht zal blozen over 't geen in A tjeh is geschied. „Een pendant vanEnfin, gij kent de geschiedenis van „onzen vrijheidsoorlog tegen Spanje. Jammer dat de X e d e r 1 a n d e r s „der 19° eeuw thans niet volkomen de rol vervullen hunner roem rijke voorvaderen, al zijn zij niet minder dapper."

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1883 | | pagina 447