Op bladz. 178 van zijn Atjeh van 26 December 1875 tot 4
September 1876" gewaagt de kolonel, thans generaal-majoor H. F.
Meijer van een strooptocht, vier dagen na het afloopen van onzen
post te Lam pager, door den vijand in den nabijgelegenen en met
ons bevrienden kampong Lamtengah ondernomen. De goedgezin
de bevolking zocht, toen de vijand hare eerste woningen binnentrad
en plunderde, een goed heenkomen. Eenigen redden zich in kleine
prauwen en voeren daarmede naar 01 e h 1 e h. Daar werden zij
voor vijanden gehouden en met geweerschoten begroet, tengevolge
waarvan drie hunner gewond werden. De generaal ziet in die
gebeurtenis „het welsprekende bewijs, welke keus eene niet in de on
middellijke nabijheid van ons geschut en onze bajonetten geves
tigde goedgezinde bevolking door een onverzoenlijken vijand gelaten
„werd, wanneer zij zelfs weifelde in het kiezen eener partij". „Dat
feit" zoo zegt hij „stond echter niet op zich zelf. Reeds van
het begin van den At j ehschen oorlog heeft men kunnen zien, wat
het lot eener niet voldoende beschermde goedgezinde bevolking was.
talrijk zijn de voorbeelden, hoe zij voor haar geest van orde, rust en
onderwerping heeft moeten boeten en even streng door hare vijandig-
gezinde landgenooten gestraft werd voor het kiezen der partij van
den overwinnaar als door onze troepen voor hare tijdelijke, door levens
behoud en het ongestoord bezit harer hare en vee dringend geboden,
afvalligheid(Ik cursiveer.)
„Niet altijd", zoo meent hij, „is deze omstandigheid billijk in
rekening gebracht bij de waardeering der handelingen- van de
twijfelachtige goedgezinde bevolking in de YI, IY en IX moekims.
Yolgens de meening van den, waar het Atjeh-zaken betreft tot
oordeelen zeer bevoegden persoon, wiens woorden ik hiervoren aanhaal
de, wordt het ontzag ook verkregen door het militair succes zonder den
aankleve (1) daarvan. De Heer Heldring, zeggende dat geweld
het middel had moeten zijn om de eerste benden onschadelijk te maken (2)
en sprekende van eene bevolking, die zoowel van ons als van
den vijand alles te duchten heeft, en die niets natuurlijker kan doen,
dan wanneer de vijand hare kampongs bezet, die prijs te geven, en
(1) Aankleve branden en verwoesten. N.
(2) Is het reeds gelukt, benden onschadelijk te maken?N,