460 Wenden wij thans het oog naar Duitschland, alwaar ten jare 1843 naast eeregerichten, bij ieder regiment of afdeeling een eere- raad werd ingesteld. (1) Deze gerichten, welke de scheidsrechters moesten zijn in alle tusschen officieren voorvallende oneenigheden en beleedigingen en reeds 35 jaar te voren bij het Pruisische leger waren ingevoerd, zouden nu voortaan meer actief optreden, naar de letter der wet. Terwijl het eeregericht uit de gezamenlijke officieren van het korps zoude worden saamgesteld, zou een eereraad, sterk1 kapitein (of ritmeester) en 2 Luitenants per ba taljon of garnizoenmeer in het bijzonder met het onderzoek der hangende geschillen zich bezighouden, doch overigens de uitspraak aan het eeregericht overlaten. Het was aan ieder officier ten strengste verboden, eigen rechter te zijn, terwijl het eeregericht bij iedere beleediging, volgens de stukken van het door den eereraad gehouden onderzoek, behoorde te beslissen, of moest aangenomen worden 1°. dat er geene eer gekrenkt en dus bestraffing onnoodig was; 2°. dat berisping behoorde te volgen, met eene door handdruk te bevestigen eereverklaring, dan wel 3°. dat den beleediger ontslag uit den militairen dienst moest wor den gegeven. Uit de resumtie dezer drie gevallen mocht iutusschen niet het besluit getrokken worden, dat dus de Pruisische officier in geen geval tot het duel mocht overgaan, vermits almede bepaald was, dat bijaldien twee officieren aan den Eereraad verklaarden, sicli niet te willen verzoenende Raad alsdan als kamprechter zoude kunnen op treden. Het vechten was dus in absoluten zin niet uitgesloten, ja, was zelfs desbetreffende bepaald, dat de officier, zoo hij aan de bij het duel door de kamprechters gegeven bevelen omtrent het gebruik der wapens, het staken van het gevecht als anderszins niet voldeed, de zelfde straf zoude beloopen, als hadde hij insubordinatie gepleegd. (1) Zie de Kommentar über das Strafgesetzbuch für das Preussische Heer en Die Yerordnungen über die Ehrengerichte im Preussischen Heere und über die Be- strafung der Offiziere wegen Zweikampf, beide van Eduard Fleck, den Auditeur- generaal in 1865 van het Pruisisch Leger.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1883 | | pagina 471