475
Het Atjeh-vraagstuk en de Geschriften van den Maarschalk Bugeaud.
In den loop van dit jaar zag te Parijs bij L. Baudoin et O, militaire
boekhandelaren, bet licht: Oeuvres militaires du Maréchal Bugeaud, due
d Ishjreünies et mises en ordre par 1Veil, ancien capitaine de cavalerie.
De aanleiding tot die uitgave bestond voornamelijk hierin, dat de ver
schillende geschriften van den Maarschalk niet meer verkrijgbaar waren,
terwijl de raadpleging ervan, o. a. met het oog op de gebeurtenissen in
Tunis, voortdurend nuttig bleef, omdat zij een schat van lessen en
wenken bevatten, welke, op enkele uitzonderingen na, geldend zijn in
den oorlog tegen alle onbeschaafde volken, die geen georganiseerde en
gedisciplineerde krijgsmacht hebben.
Daarom is deze publicatie ook van belang voor het Indische officiers,
korps, dat geroepen is, om herhaaldelijk deel te nemen aan expeditiën-
waarvan het karakter in hoofdzaak overeenkomt met de ondernemingen
der Franschen in Noord-Afrika.
Wij bevelen dat boek dan ook bij deze gelegenheid aan bij ieder, die
met de Indische krijgsverrichtingen te doen heeft, niet alleen bij de offi
cieren, maar ook bij de ambtenaren, onder wie er zoo velen zijn, die op
den gang der expeditiën grooten invloed uitoefenen, of in gewichtige
militaire quaestiën in het hoogste ressort te beslissen hebben.
Het is den lezer bekend, hoe groot het aandeel is ge weest van 's Maar
schalks bemoeiingen in de verovering van Algiers en hoe hij dikwijls onder
nadeelige omstandigheden tot zijn doel wist te komen.
Doch minder bekend zijn de groote beginselen, welke hem bij zijne
operatiën tot richtsnoer dienden. Eene nadere kennism aking met Bugeaud's
stelregels achten wij voor het Indische officierskorps daaro m zoo wenschelijk,
omdat de consequente toepassing ervan nog zeer onlangs zulke snelle en
beslissende uitkomsten heeft gegeven aan het Oostenrijksche leger, bij
de demping van den opstand, in 1882, van een deel der bevolking van
Bosnië, de Hercegovina en Dalmatië.
De Lezer gelieve in 't oog te houden, dat dit opstel werd geschreven in
Nederland, den vijftienden Augustus 1883.
Op den zestienden d. a. v. gaf Z. E. de Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-
Indië o. m. als Haar voornemen te kennen om, zoolang de tegenwoordige omstandig
heden voortdurennoch tot inkrimping van grondgebied, noch tot vermindering der
troepenmacht over te gaan.
In de door ons gecursiveerde woorden en in het opstel, dat op de bladz. 434 en
vlg. van deze afl. voorkomt, vin Jen we niettemin aanleiding, de o. i. belangrijke op
merkingen alsnog onder de aandacht te brengen. Red.