488 telijk het gebruik van een der ledematen missen, en niettemin de vastgestelde verhooging verkregen. Zou eventueel eene wet in dergelijke gevallen voorzien Wij betwijfelen het. Hoe menige officiers-weduwe verkreeg niet het zoo genaamde Landspensioen, door vrijgevige toepassing van art. 17 van het reglement in Stbl. 1860, N° 27. De Regeering toonde bij die en andere gele genheden, dat Zij kennis had genomen van 't geen de Minister van Koloniën, in de zitting van de Tweede Kamer van 25 Juli 1854 zoo juist zeide „Ruimte van handelen is in Indië zeer zeker noodig bij al wat het Leger betreft." En nu geven we gaarne toe, dat niet alle volgende Ministers er zóó over dachten, maar toch gebiedt de billijkheid te erkennen, dat vele voor beelden bestaan van appreciatie van hen, die, zooals de Commissie tot herziening van de Grondwet in 1848 zich (ten naastenbij) uitdrukte, hun leven aan de gewapende verdediging van hun Vaderland toewijden; wier plichtsvervulling, gelijk de offers, die van hen worden gevorderd, zóó uitsluitend zijn, dat het hun, miskend of terzijdegesteld, doorgaans niet, als aan andere ambtenaren, mogelijk is zich zelve te helpen of in nieuwe werkzame betrekkingen met de burgermaatschappij vergoeding te vinden. Onwillekeurig zijn wij uitvoeriger geworden dan aanvankelijk in onze bedoeling lag. Het groote belang van het onderwerp leidde er toe. Bo vendien is het ons bekend, dat niet alle officieren onze meening deelen. Zij zullen dus een goed werk doen, door de bewijzen te leveren, dat wij dwalen. Brutus onthield ze ons. Hij geeft trouwens slechts wenken; hij treedt ook daar niet in details. Wij vervolgen nu onze aanteekeningen. Wat Brutus aanvoert in het hier voren genoemde tweede artikel van zijne brochure, onderschrijven wij gaarne. Scherper afbakening van de positie, de verhouding, van den Legercommandant ten opzichte van den Gouverneur-Generaal, achten ook wij noodzakelijk. Decentralisatie moet daarbij op den voorgrond staan. Hoeveel goeds zou zijn tot stand ge bracht, indien men de Instructie voor den Legercommandant dienovereenkom stig had geredigeerd. Die Instructie is bovendien verouderd, daar ze dateert van den tijd toen de bedoelde Generaal-Officier nog slechts was Comman dant van het Leger en niet tevens Chef van het Departement van Oor log. Sedert 1° Januari 1867 toch is hij eerst tevens met het adminis tratief beheer van dat Departement belast. Met de wijziging van de Instructie voor den Legercommandant behoort natuurlijk gepaard te gaan wijziging van die voor den Gouverneur-Gene raal. Ze dateert insgelijks van den tijd toen de toestanden geheel anders waren. Het moet voortaan onmogelijk zijn, dat Brutus wijst er op

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1883 | | pagina 499