492
Sandjermasin, op Bali, Boni en elders, maar vooral de Atjeh-oorlog, die,
na 10 jaren duur, nog door geen bevredigenden staat van rust gevolgd
is, hebben overtuigend aangetoond, dat het Nederlandsch-Indische Leger
geen voldoende sterkte bezit."
Ziedaar eenige stellingen, niet van den Minister neen, natuurlijk
niet! maar van den Oud-Hoofdofficier Brutus.
Ze staan nagenoeg gelijk met axiomata. Namelijk niet alleen voor ieder
Indisch officier, maar ook voor ieder, die geschiedenis heeft geleerd en de
Indische toestanden kent.
Bij niemand in Indië is het opgekomen, de juistheid van die stellingen
te betwisten. Integendeel: tijdschriften en dagbladen hebben de gegrond
heid afdoende aangetoond en reeds gedurende vele jaren aangedrongen op
uitbreiding en reorganisatie van het Indische Leger. Belangstellende
schrijvers in Nederland hebben hunne stem daarbij gevoegd.
En de Ministers van Koloniën? Het is helaas! bekend en uit
het vorenstaande opnieuw gebleken.
„Non possumus was het antwoord op nagenoeg alle voorstellen ter zake.
En de Indische Regeering, die, toegevende aan den drang der om
standigheden, het Legerbestuur nu en dan steunde in zijn hoogst moeilijke
taak, werd zelfs terechtgewezenGetuige het dezerdagen ontvangen
Koloniaal Verslag van 1883, waarin we (bladz. 22) lezen:
„Door den Gouverneur-Generaal waren tevens ook eenige andere tijde
lijke wijzigingen in de normale formatie gebracht, die, voor zoover zij
niet reeds op 1 Januari 1883 buiten werking zijn getreden, op 1 Januari
1884 ophouden van kracht te zijn, tenzij ze uitdrukkelijk verlengd wor
den. Aan de Indische Regeering is intusschen opgemerkt, dat tijdelijke
uitbreidingen van de formatie geenerlei nut kunnen hebben, wanneer de
mogelijkheid ontbreekt, om tevens ook de feitelijke sterkte van het Leger
met de ge-wijzigde formatie in overeenstemming te brengen. Bestaat die
mogelijkheid niet, dan leiden uitbreidingen van de formatie uit den aard
der zaak tot niets anders dan tot het ontstaan van een grooter
incompleet in de sterktestaten."
„Bestaat die mogelijkheid niet."
Deze „wenk" is natuurlijk voor den Gouverneur-Generaal voldoende.
Weldra zullen we dan ook wel de resultaten er van zien.
Meer zullen wij er niet van zeggen. Het zoo hoogst belangrijke onder
werp is ook in dit tijdschrift reeds voldoende besproken. Het had N°. 1
belmoren te hebben op de door Brutus bedoelde agenda. Al het andere
wordt er o. i. door beheerscht.