494
tus te dier zake opmerkt, n. 1., dat men in het toen gebeurde eene bij
drage te meer kan zien tot het betoog „nopens het gevaar, waaraan een
leger blootstaat, wanneer men daarover een Opperbevelhebber stelt, die,
voor het métier niet opgeleid, geen kennis van zaken hebben kanen
zooveel te minder, wanneer zulk eene autoriteit, bij zijne onkunde, nog
hardnekkig verzet tegen rede en bewezen urgentie van het tegendeel in
practijk brengt en de adviezen van zijn Legercommandant onbenut terzijde
legt of door zijn hooger gezag te niet doet."
„Yoorzeker" zoo eindigt Brutus dat hoofdstuk„een leger is wel
„te beklagen, wanneer het opperbevel aan zulke handen, door kracht van
„wet nog wel, wordt toevertrouwd
T. B.
Vervolg en slot in eene volgende aflevering).
Beschrijving van een Atjehoorlog
met gebruikmaking der officieele bronnen,
door het Departement van Koloniën daartoe
afgestaan, samengesteld door E. B. Kiel-
stra, Majoor der Genie van het Neder-
Ïandsch-Indische Leger. s-Gravenhagede
Gebroeders Van Cleef. 1883. Afle
veringen 1 t/m 4.
De A t j eh-literatuur schijnt in den laatsten tijd eene meer kalme
richting aan te nemen. Men legt er zich blijkbaar op toe, de waarheid
in 't licht te stellen, met vermijding, daar waar mogelijk, van personaliteiten.
Na het schoone werk van den kolonel Meijer ontvingen wij ter aan
kondiging de vier eerste afleveringen van het uitgebreide boek over den
A tj eh-oorlog, welks titel boven is overgenomen.
Het werk maakt door de uitvoering en door de goede kaarten, die er
aan zijn toegevoegd, een zeer gunstigen indruk.
De uitgevers, Gebroeders Van Cleef, voorzagen het van een voorrede
of prospectus, waarin gewezen wordt op het recht, dat het Nederland-
sche volk heeft, op eene volledige, onpartijdige beschrijving van den
oorlog met A tj eh.
Zij bevelen dit werk aan en hebben er de uitgaaf van aanvaard, omdat
Met toestemming van den Schr. breken wij hier zijne beschouwingen af. Ze zijn
te uitvoerig, om in haar geheel in deze aflevering te kunnen worden opgenomen. Red.